De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 955]
| |
890 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't ouwdemannenhujs, in No 3 tot Amsterdam.(Baak: 1637 Muyden 2 Augti beant. 8 ditto.) loont
1 Monsr mon Frere,
2 U.E. vervolghends geschreve brieven van gister en eergister hebbenGa naar eind2 3 ons grootlijx verquikt met de verquikking van U.E. lieveGa naar eind3 4 hujsvrouw en zoontjen. 'T frisse glaesjen op d'ouwekost heeft ookGa naar eind4 5 smaeklijk de borst gesmeert. Uwer E. gebeuren nu daeghelijxGa naar eind5 6 zoodaene versnaeperingen, daer wij hier de vingers nae lekken: 7 doch zullen aen een' kant van die, zoo dikwijls U.E. gelieven zalGa naar eind7 8 mildt van gelijke gunst te zijn. De Prins, hoop ik, dat voortaen zijnGa naar eind8 9 hart op een' zachte stede zet; ende laet ze pompen, die kouwde 10 hebben. Zijnde Breda zoo slecht van volk verzien, ende LandrechiesGa naar eind10 11 immers zoo soberlijk geweest, nae gelang; lust mij te gelooven, dat 12 het lujd roepen van 's vijands maght meer winds dan waerhejts aen 13 heeft. Wes de Cardinael zich onderwinden wil, zal mij benieuwenGa naar eind13 14 te hooren; kunnende mij naeuwlijx inbeelden, dat hij gezint zijGa naar eind14 15 met het hooft tegens den mujr te loopen. Eenigh ander beleg aen te 16 vangen, om d'onzen van Breda te trekken, oft altoos 't verlies dierGa naar eind16 17 stadt te boeten met eenighe winste, zoude wel 't naeste schijnen.Ga naar eind17 18 Maer de moerassen van 's Hartoghenbos drejghen van onzeGa naar eind18 19 parthij te zijn, mits 't genaeken der herfste, en natte daeghen. Om 20 Maestricht te tokkelen, dunkt mij de kans ook niet zeer gezien;Ga naar eind20 21 ende dat hij van Lujk, 't welk de stroom boven slujten kan, nietGa naar eind21 22 veel geriefs te verwachten heeft, mits de laeste ontsteltenissen, nochGa naar eind22 23 te versch om een volk, hoe wispeltujrigh het zij, te laeten wendighGa naar eind23 24 worden. Zeker zij zijn ons niet quaelijk te pas gekoomen; dewijlGa naar eind24 25 men te vooren zejde, dat de geneghenheit dier gemeente zeer 26 t'onswaerts verkoelt was, indien niet ergher. Dus zijn wij nu, vanGa naar eind26 27 stonde tot stonde, een bakken ten achtren, leevende met verlangen.Ga naar eind27 28 Mijn' huisvrouw, zijnde onlanx t'Amsterdam, ende in meening 29 U.E. te bezoeken, leed steurnis in dien plicht, door de korthejt desGa naar eind29 30 tijds, die 't wijt aen haere bezigheden. Noch hadde zij liever ijet 31 anders verzujmt, waere de hujsvrouw van den H. Vossius niet | |
[pagina 956]
| |
32 doodt krank geweest, ende zijn E. daerom bujten lust en geleghen- 33 hejt van herwaerts te koomen, nevens U E. die zij anders dacht te 34 noodighen. U.E. gelieve altemets te vereischen hoe 't daer gaet,Ga naar eind34 35 ende, als zijn E. ujtbreeken kan, ons des te verwittighen: desgelijx 36 van de gesteltenis van Joffre zuster, die met U.E. samt alle de haeren, 37 Gode bevolen zij, ende hartgrontlijk gegroet 38 Monsr mon Frere, van 39 U.E. 40 Verplichtsten dienstwsten broeder 41 P C Hóóft. 40 Van den Hujze te Mujde, 41 2en Augusti. 1637. 42 Dank hebbe Pieter Boudewijns voor 't vlijtigh briefbestellen.Ga naar eind42
Oorlogsnieuws. |
|