De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 952]
| |
888 (N. van Kinschot aan P.C. Hooft).1 Mijn Heere,
2 Ick hebbe Uw Ed. schrijvens van 30 Junij lestleden met de 3 bijgaende stucken, raeckende Swaentgen Gijsbrechtsdr wel op 4 gisteren ontfangen, ende hoewel ick nu geene gelegentheijt hebbe 5 omme mijne heeren vande Reekeninge dje voor te draegen, door 6 djen haere Eden alle van huijs sijn mits de verpachtingen vande 7 thijenden, soo hebbe echter nijet willen naer laeten Uwer Ed. 8 daerop te rescriberen, dat op soodanich verzoeck als van wegen de 9 voorsn Swaentgen Gijsbrechtsdr soude mogen werden gedaen, 10 omme oover het nemen vande silveren beeker met de aencleven 11 van dijen in compositie ontfangen te werden, hijer nijet sal werden 12 gedisponeert, ten waere daer toe van haeren t' wegen reqte aendeGa naar eind12 13 Heeren vande Reekeninge wiert gepresenteert, met verhael vande 14 waere gelegentheijt vande saecke, welcke reqte dan oick eerst inGa naar eind14 15 Uwer Ed. handen gestelt sal werden omme daerop te adviserenGa naar eind15 16 ende de informatien aen haer Edn oover te seijnden, ende sulcx 17 gedaen sijnde, sullen de reqte ende stucken in mijnen handen 18 coomen omme daer van inden Raede sHoofs van Hollant teGa naar eind18 19 communiceren ende te verstaen oft de saecke composibel sij ofteGa naar eind19 20 nijet, waerop verclaeringe bij den Hoove gedaen sijnde, wert alsGa naar eind20 21 dan op het vorder bij de Heeren vande Reekeninge gedisponeert,Ga naar eind21 22 ende twijfele ick grootelijcx oft oick goet advis sal vallen; naerde-Ga naar eind22 23 mael formele diefte es, coomende de vordere middelen bij Uwe EdGa naar eind23 24 verhaelt meer in consideratie omme gratie te impetreren als omme 25 het feijtel te verclaeren composibel, nijettemin als de saecke hijerGa naar eind25 26 wat geprepareert ende te Hoove gerecommandeert wiert, 27 mochtemen sijen wat daerop volgen conde, Ende sonder een van 28 dje twee middelen, scilicet oft van compositie, oft gratie, can ick 29 nijet wel oordeelen dat Uwer Ed amptshalven still sal connenGa naar eind29 30 wachten, sonder tegens de voors Swaentgen Gijsbrechts vorder 31 criminelijcken te procederen. 32 Hjer mede Uwe Ed. de genadighe hoede des Almachtigen bevee- 33 lende blijve ick altijt 34 mijn Heere. 35 Uwe Ed gantsch Dienstwillighe 36 Nic. van Kinschot. 36 Hage 4 Julij 1637. | |
[pagina 953]
| |
Van Kinschot antwoordt, dat aan een besluit van de Rekenkamer een verzoekschrift van Swaentje Gijsberts moet voorafgaan, waarna het Hof over de toelaatbaarheid van compositie zal beslissen. Een gunstige beslissing lijkt hem onwaarschijnlijk. |
|