De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 917]
| |
862 Aen den Heere Niclaes van Rejghersbergh, Raedt in den Hooghen Raede,1 Mijn Heere,
2 Speurende den trant onzer dingen aldaer, word' ik om endeGa naar eind2 3 wederom gedreven van menigherlej gedachten, ende zie nauwlijx 4 hoe (gelijk men zejdt) maeghdt daer af te geraeken. Mijn schoon-Ga naar eind4 5 broeder, de Burghermr Hasselaer, den welken jegenwoordelijk 6 zekre hujszaeken hier houden, heeft, zijnde laest ter daghvaert,Ga naar eind6 7 Mijn' Heer van Asperen Uwer Ed. amptgenoot, ujt mijnen naeme 8 zeer aenstendighlijk verzocht, de beste handt aen te houden tot 9 vordernis onzer zaeken, ende wel heusch antwoordt bekoomen. 10 Ik kan mij zelven quaelijk anders inbeelden, dan dat zijn' Ed, als 11 een van de oudste Heeren, zeer veel zoude kunnen bijbrengen totGa naar eind11 12 een' spoedighe ende gewenschte ujtkoomst. Hadd' ik kennis aen 13 eenighen vertrouwdeling van zijn Ed. zoude dien van wel goederGa naar eind13 14 harte in den arm neemen, om, onder zijn gelejde, haere goede gunstGa naar eind14 15 aen te doen. Van den eenen ende andren vrundt aldaer, waenende 16 ijets te vermoghen bij zijn' Ed. geloov' ik vastelijk geene behoor- 17 lijke plichtpleeghing verzujmt te zijn. Niettemin zal echter nochGa naar eind17 18 eens aenkloppen; ende in allen gevalle mij troosten met denGa naar eind18 19 toeverlaet op 't plechtanker van de gunst en trouwhartighejt 20 uwer Ed. dat aen ontbreekelijken kabel gehecht houdt, de hoope 21 en 't gansch gemoedt van den geenen, die, door geneghenheit, keur,Ga naar eind21 22 en verbintenis, is ende eeuwlijk blijven zal,Ga naar eind22 23 Mijn' Heere, 24 Uwer Ed. 25 Onderdaenste, 26 toegedaenste dienaer 27 P C Hóóft. 26 Amsterdam. 27 19 Jan. 1637.
Hooft schrijft aan deze raadsheer, dat de processen tegen Sohier, die maar steeds niet in behandeling komen, hem tot een obsessie worden, en dringt nogeens aan. |
|