De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 891]
| |
851 (C. Huygens aan P.C. Hóóft).1 Mijn' Heere;
2 Den meesten somer hebb ick te Roomen geweest, ende de TaelGa naar eind2 3 gesproken, diemen daer plagh te verstaen; nu veel min daer, alsGa naar eind3 4 veel elders verstaet. U.E. heefter haer deel in geleden; deGa naar eind4 5 Hr Barlaeus noch zedert, ende heel onlangs, sijn hujs volGa naar eind5 6 onduijtsicheit af gehadt. Thuijs komende van over 'tgeberghte,Ga naar eind6 7 beghinn ick van niews met mijne Landsluijden ende MoedersGa naar eind7 8 kinderen te leeren stameren. Hier neffens gaet de eerste proeve inGa naar eind8 9 langen van 'taengeboren ambacht. de stoffe was te goed: sij soudeGa naar eind9 10 Croesus kind de tong ontbonden hebben. U.E. werpe een 11 genadigh oogh opden ijver ende de ongewoonte, die dat stuckGa naar eind11 12 wercks soo goed ende soo quaed gemaeckt hebben: endeGa naar eind12 13 vertrouwe, dat noijt ongewoonte sal meester werden vanden ijver,Ga naar eind13 14 die mij seggen doet, inde beste woorden die ick uyt Italien gebrachtGa naar eind14 15 hebbe, dat ick oprechtelick ben, 16 Mijn Heere, 17 U.E. 18 ootmoede ende dienstwste dienr 19 C Huijgens. 18 In 's Gravenhaghe. den 19 3en Decemb. 1636.
Na maanden lang in het Latijn gedicht te hebben, stuurt Huygens zijn eerste Nederlandse vers sedert lang: D'eerste steen van den Doel in 'sGravenhaghe geleght by Prins Willem van Orange, 's daeghs voor biddagh 2en decemb. 1636. |
|