De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 767]
| |
774Ga naar voetnoot* (C. Barlaeus aan P.C. Hooft)1 Petis versiculos, qui nuper inter pocula mihi exciderunt. Eos habe,Ga naar eind1 2 licet gravitatem tuam minus deceat, legere ridicula, quaeque in 3 Velabro minus teruncio emas. Amicitiae tamen nostrae me haec 4 debere puto, ne quicquam tibi denegem eorum, quae tu aestimare 5 videris. Multis tibi nominibus obaeratus sum. Alloquio tuo et 6 mensa non semel dignatus es. Amicis ad haec tuis, viris amplissimis 7 humanissimisque Schuylio et Bartelotto me annexuisti, cum Italis 8 ac Sabaudis commisisti, et honoris tui radiis adeò me illustrasti, ut 9 jam alicujus pretii esse videar et inter reliquos, velut umbras, 10 micare. Crede. ambitiosum me facis. Inter Crassos ac Lucullos jam 11 ambulo, pari penè gradu et animo. Si opum mihi minus est, plus 12 inest ejus virtutis, qua illas, prae bona mente, vilipendere possum. 13 Hoc debemus literis. Si loculis non prosunt, cupiditatem flagellant 14 et castigant, ut minus petamus, quia paucis ad vitam nos egere 15 scimus. Sed nimis apud te graviter videbor philosophari, et 16 intempestivè commovisse Stoam. Abrumpam sermonem, si te 17 cum uxore liberisque plurimum salvere jussero. Cum uxorem 18 nomino, saepe felicitatem tuam tacitus mecum rumino; cui post 19 primas nuptias obtigit matrona, nec in amoribus difficilis, nec 20 moribus morosa, affabilis, sine supercilio, sine fastu, tui 21 amantissima, amicorum tuorum studiosissima, breviter, Braban- 22 tinae indolis. Tu quod facis, illam aestimare et amare perge. Ac 23 quoties illi pro more tuo ingeminabis oscula, cogita, omnibus te 24 illa et singulis virtutibus imprimere. Vale vir praestantissime, et 25 luxurianti calamo da veniam, sum enim contrà quam velim, 26 αγαμος [caelebs]. 27 6 Non. Maji, 1636.
vertaling
Ge vraagt naar de versjes, die onlangs bij de roemers mij zijn ontweld. Hier zijn ze, pak aan! ook al zal het uw levensernst minder voegen, kluchtigheden te lezen en dingen, die ge op de Rommelmarkt voor minder dan een halven cent kunt kopen. Aan onze vriendschap echter meen ik dit verplicht te zijn, dat ik niets u weiger van de dingen, die ge schijnt te waarderen. Onder vele posten sta ik bij u in de schuld. Met uw omgang en dis hebt ge mij meer dan eenmaal verwaardigd. Bovendien hebt ge met uw vrienden, de doorluchte en hoogbeschaafde mannen Schuyl en | |
[pagina 768]
| |
Bartolotti, mij in contact doen komen, met Italianen en Savoyaards tezamengebracht en door de uitstralingen van uw eervolle ambt mij zozeer in het licht geplaatst, dat ik reeds iemand van enige waardij schijn te zijn en te midden van de anderen te flonkeren als onder schimmige figuren. Heus, ge maakt me tot een Streber. Tussen de geldmagnaten en grote hanzen wandel ik reeds met bijna gelijken tred en fierheid. Indien ik aan geldelijke middelen al minder bezit, te meer is er in mij aanwezig van die deugd, waardoor ik in staat ben, in vergelijking met een goed gemoed die middelen gering te schatten. Dit hebben wij te danken aan de letteren. Indien deze dan al niet voor geldkisten profijtelijk zijn, ze striemen en geselen de begeerlijkheid, zodat wij te minder bejagen, omdat wij weten, slechts weinig ten leven te behoeven. Doch al te zeer zal ik den indruk geven, ten overstaan van u zwaarwichtig te philosopheren en op een ongelegen moment de Stoa op het tapijt te hebben gebracht. Ik zal ons gesprek afbreken, zo ik u met vrouw en kinderen het allerbeste heb gewenst. Wanneer ik uw vrouw noem, herkauw ik dikwijls bij mijzelf zwijgend dien geluksstaat van u; wien na uw eerste huwelijk is toegevallen een vrouwe noch in de liefde ongenaakbaar, noch in karakter kittelorig, minzaam, zonder trotsen wenkbrauw, zonder hooghartigheid, voor u zeer liefderijk, uw vrienden toegenegen, kortom, van Brabantse inborst. Gij - wat ge reeds doet - ga voort met haar hoog te waarderen en lief te hebben. En zo dikwijls als ge haar naar uw zede kus op kus zult geven, bedenk dan, dat ge die opdrukt aan deugden, aan de deugden alle tezamen en ieder een voor een. Vaarwel, voortreffelijke man en schenk mijn dartelende ganzeveer vergiffenis, ik ben immers, anders dan ik wel zou willen, een caelebs (ongehuwde). 2 mei 1636. | |
[pagina *35]
| |
35 Ontwerp voor het stadhuis te Weesp
| |
[pagina *36]
| |
36 Huis aan de Kennemerstraatweg te Alkmaar
|