De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 736]
| |
754 Aen de H.H. van de Reke der Graeflijkheit.1 Ede &c.
2 In voldoeninge van U. Ed. Mo. missive van den 7en dezer, heb ik 3 Uwer Ed. Mo. aen te dienen, hoe de Schout van Hilfersom, ujt 4 zeker getal van persoonen, genomineert bij mij als nae gewoonte, 5 gekooren heeft, tot schepenen, de naervolghende 6 Tonis Steffenszoon, wiens vaeder Steffen Toniszoon, een bequaem 7 man, mij bekent, ende dikwijls bujrmeester geweest is. 8 Jacob Feeken, zoon van Feek Ellertszoon mede eertijds bujrmeester. 9 Jacob Gerritszoon Rujter. 10 Gijsbert Corneliszoon Rebel. 11 Lambert Keessen. 12 Nu is 't wel zoo, dat egeen van hunlujden, voor dezen in deGa naar eind12 13 schepenbank (in andre diensten van den dorpe, jae) is gebrujkt 14 geweest. Maer alzoo zij notojrlijk gehouden worden onder deGa naar eind14 15 wetendste en rijkste hunner gebujren, dat mede het kiezen vanGa naar eind15 16 ganschlijk nieuwe schepenen bij geen privilegie altoos en wort 17 verboden; ende swaerlijk andre, ongepreoccupeert van deGa naar eind17 18 regneerende partijdigheden onder de ouwde wethouders te vindenGa naar eind18 19 zijn; zoo heeft mij niet buiten rede gedocht, voor deez' tijdt plaetsGa naar eind19 20 te laeten aen de sententie, morem accommodari prout conducat.Ga naar eind20 21 Niettemin, overmits men bevondt dat de voorzejde Lambert 22 Keessen, ter zaeke van naemaeghschap met eenen der andreGa naar eind22 23 gekoorene niet dienen moght; zoo heeft de schout, om den ouwden 24 wethouderen te gemoete te koomen, hun gedefereert het pro-Ga naar eind24 25 poneren van eenen anderen, ende is bij hen geproponeert geweest 26 Jacob Rijxzoon, die voor dezen 't schepenschap bedient heeft, ende 27 een zoon is van de oudtbujrmeester Rijk Gerritszoon. Echter 28 nochtans hebben de wethouders van den lestleden jaere geweighert 29 den schout te assisteren, om de aenkomende onder den gewoon- 30 lijken eedt te brengen. 'T welk mij benoodight heeft, op dat hetGa naar eind30 31 dorp niet zonder regenten bleeve, den schout te authorizeren, om 32 die formalitejt te pleghen ten overstaen van 2 schepenen van 33 Naerden. Ende waeren de nieuwgekoorene schepenen des wel teGa naar eind33 34 vrede: maer thans ontboden ten hujze van Claes Boelhouder,Ga naar eind34 35 schepen vanden lestleden jaere, zijn aldaer geintimideert, en 36 omgezet door den zelven; zulx zij den eedt niet hebben darrenGa naar eind36 37 presteren, eer de presenteurs der bijgevoeghde Reqe met naederGa naar eind37 38 beschejdt van U Ed. Mo. ujt den Haeghe zouden gekeert wezen. | |
[pagina *33]
| |
33 Sir Charles Morgan
| |
[pagina *34]
| |
34 Brief van Sir Charles Morgan aan P.C. Hooft
| |
[pagina 737]
| |
39 'T is ook waer, dat het grootste deel der gebujren, te hoop ge-Ga naar eind39 40 roepen door d'afgaende -wethouders niettegenstaende dat hunne 41 tijdt en authoritejt om zulx te doen nu geexspireert was, zich tegensGa naar eind41 42 den schout in 't stuk dezer electie verklaert heeft. Maer, behalven 43 dat zoodaene zaemeningen, als van quaeden gevolghe, eertijds bijGa naar eind43 44 den Graeve van Hollandt zijn verboden geweest; zoo en is niet te 45 verwonderen, dat de meeste menighte zich ontziet tegens d'ouwde 46 wethouders hunne medegebujren te voeghen bij den schout, die, 47 alhoewel daer gehuwlijkt, nochtans een ujtboorling is, ende belastGa naar eind47 48 met den haet van de geoctrojeerden van 's Graevenlandt voor teGa naar eind48 49 staen in hunne gerechtigheit. Uit al 't welke U. Ed. Mo. verre 50 beter, dan ik, zullen kunnen oordeelen, oft'er in dit werk 51 gemaligneert wort oft niet. De verkiezing nu van Jacob RijxzoonGa naar eind51 52 in stede van Lambert Keessen heeft ten aenzien van 't maeghschap, 53 waer door Lambert wort uitgeslooten, bujten offensie kunnenGa naar eind53 54 toegaen. Maer ijemandt der andre nieuwe zie ik quaelijk te 55 verwerpen, zonder note van indignitejt: ende zoude daeromGa naar eind55 56 raedzaemst vinden, geen' voorder wisseling in te rujmen: te min,Ga naar eind56 57 dewijl zij geassisteert zijn met den voors Jacob Rijxzoon oudt-Ga naar eind57 58 schepen ende met eenen secretaris, die nu veele jaeren gedient heeft. 59 Ook zijn de zaeken, gewoon voor die vierschaer gesleeten teGa naar eind59 60 werden, van zoo swaer een gewighte niet, ende pujrlijk civil: endeGa naar eind60 61 zoo daer ijets betreffende den welstandt des dorps te verhandelenGa naar eind61 62 valt, zij kunnen tot appuij neemen eenen gëoeffenden bujrmeester, 63 nevens de vier raedslujden, de keur der welke aen hen staet. Wijders 64 om hen niet langer in die confusie te laeten, gelieve te considereren,Ga naar eind64 65 oft 't ook dienstigh waere, dat U. Ed. Mo. eenighe sensibleGa naar eind65 66 reprimende gaeven, aen de geenen, die noch sedert de beloften 67 gedaen aen U. Ed. Mo., getergiverseert hebben te Rechte zittenGa naar eind67 68 gelijk de bijgaende acte ujtwijst ende alle deze moejten zijn aen- 69 rechtende; samt hun te gebieden, op zekre pejne, dat zij, zonderGa naar eind69 70 delaij, den schout assisteren in 't bëedighen der voors aenkoomende 71 wethouderen; ofte gedooghen dat zulx geschiede ten overstaen van 72 schepenen van Naerden. Waer op verbejdende U Ed. Mo. ordre, 73 ik de zelve, 74 Ede &c 75 den almoghenden, ende in haere goede gratie ootmoedelijk 76 bevolen laete, 77 Uwer Ed. Mo. 78 Onderdaensten, dienstwsten 79 P C Hóóft. 78 Ujt Amsterdam, 79 10 Feb. 1636. | |
[pagina 738]
| |
Hooft geeft kennis van de tegenwerking van de oudschepenen van Hilversum bij de verkiezing van hun opvolgers en zet de kwesties uiteen, die zich daarbij voordoen. |
|