De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 723]
| |
744 Aen den procureur Robert Verburgh, in den Haeghe.1 Mijn' heer,
2 Bij dezen gaen zekere stukken ende proceduren gehouden tegens 3 Hejltjen Jansdr dienstmaeghdt tot Weesp; de welke, hebbende zeer 4 schandelijk missprooken van zijne Pre Exe ende duchtende daeroverGa naar eind4 5 gecondemneert te werden geappelleert heeft van zeker inter-Ga naar eind5 6 locutojr vonnis, met sustineren dat schepenen van Weesp geeneGa naar eind6 7 kennisse van zoodaene zaken is competerende. Welke soustenueGa naar eind7 8 haer advocaet fondeert op de loy, Si quis Principi maledixerit &c.Ga naar eind8 9 Dit fondament, nu, dunkt mij te corrueren indien men behoorlijkeGa naar eind9 10 inzight neemt op d'intentie der voors loij, mitsgaeders op de 11 consequentie der zaeke. Want, als zij dit exces impunè zoudeGa naar eind11 12 draeghen, men zoude geen' stof hebben om 't zelve in andren teGa naar eind12 13 straffen; ende diergelijk desbordement van woorden, strekkende totGa naar eind13 14 groot vilipendie van zijne gemelde Exe ende van den staet, daeghe-Ga naar eind14 15 lijx moeten dulden van de Roomsgezinden haers gelijken, die zich,Ga naar eind15 16 in een landt daer zij zoo zachtelijk worden getracteert, niet dan alGa naar eind16 17 te refractajr en vermetel zijn draeghende. Derhalven zal UE 18 gelieven de zaek te communiceren met den Heere Strijen, oft (zooGa naar eind18 19 zijn E gelijk wel schijnt aen 't delaij van 't advis op 't stuk van deGa naar eind19 20 Hilfersommers te zeer geoccupeert is) met den H. Adt Willem de 21 Groot, ende te maeken, is 't moghelijk, dat ze van 't hof wederGa naar eind21 22 werde gerenvoijeert aen schepenen van Weesp als competenteGa naar eind22 23 rechters: 't en zij dan, dat men aldaer verstae, 't vervolgh te hoveGa naar eind23 24 exspedienter te wezen. 25 Wijders verlangt mij zeer nae 't voors advis noopende deGa naar eind25 26 Hilfersommers, ende nae d'ujtkoomst der zaeke tegens Glaezekas; 27 maer boven al nae het termineren der processen tegens NiclaesGa naar eind27 28 Sohier: van den staet der welke UE gelieve mij t'adverteren nevensGa naar eind28 29 antwoordt op dezen. In verwachting, wensche uwer E ende allen 30 die haer lief zijn dat dit nieuw ende veele volghende jaeren, 31 der zelve moghen gelukzaeligh wezen, ende blijveGa naar eind31 32 U E 33 gansde 34 P C Hóóft. 33 Ujt Amsterdam, 34 17 Jan 1636. | |
[pagina 724]
| |
Een vrouw die van de Prins kwaadgesproken heeft is veroordeeld door de schepenbank van Weesp, maar heeft appèl aangetekend omdat die onbevoegd zou zijn. Hooft wenst terugverwijzing naar Weesp en voorbeeldige bestraffing, desnoods door het Hof als dit doelmatiger geacht wordt. - De zaken tegen de schepenen van Hilversum en tegen een falsaris Glaezekas en vooral de civiele zaak tegen Sohier zou hij graag bespoedigd zien (in ‘het arme zaaxken teegens eenen drog, genaamt Glaazekas (...) kunnende in eenen voormiddag afgedaan worden’ (1273, 1274) had het Hof op 21 juni 1645 nog geen vonnis gewezen). |
|