De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 527]
| |
637 Aen mê Joffrouwe, Mê Joffre Tesselscha Roemer Visschers, tot Alkmaer.1 Mê Joffre
2 Ik sloofde mij af, met tsaemen schraepen van stoffe, ujt alle 3 winkelen mijner heughenisse, tot hartzelf over UE leedt; endeGa naar eind3 4 vondt den heelen hoop te beroojt, om ijetwes te baeten tot heelnisGa naar eind4 5 (zoo mij docht) zulk eener quetsujre: als UE schrijven, gezult inGa naar eind5 6 ongelooflijke manhaftigheit, mij komt onderwijzen, hoe de 7 stujdjen, besteedt aen 't kauwen en verduwen der waere wijshejt,Ga naar eind7 8 maghtigh zijn een murw vrouwen gemoedt zulx te verstaelen metGa naar eind8 9 rede, dat de felste schichten der Fortujne, kinken, jae, daer in, maerGa naar eind9 10 geen' wonden kunnen maeken. Hejl zij U E, Heldinne, daer de 11 helden bij ter schoole behoorden te gaen. De traenen, die 't in 't 12 geweldt des ramps niet geweest is Uwer E af te perssen, zijn totGa naar eind12 13 mijn' ooghen ujtgewrongen, door innerlijke tederheit, geboorenGa naar eind13 14 ujt het betrachten des overheerlijken zins van die leerlijke enGa naar eind14 15 stichtlijke regelen, meldende den hooghen ende weledelen aertGa naar eind15 16 uwer inborst, die met het slijk der gemeene geesten niet gemeensGa naar eind16 17 heeft. 18 Traenen, derhalven, meer van genoeghen, dan van droefhejt.Ga naar eind18 19 De troostbehoefster komt troosten; de benaeuwde, verquikken; deGa naar eind19 20 bedrukte, ontlasten. Al wat ik zouw weeten bij te brengen, waerGa naar eind20 21 waeterdruppen gedraeghen in de zee uwer doorluchtighe weeten-Ga naar eind21 22 schap: Ende zaegh'ik UE nerghens beter, dan derwaerts, ende totGa naar eind22 23 haer zelve te zejnden; daer Seneca, Montagne, en Plutarchus, in 24 gesmolten zijn. Mijnen dienst in andre zaeken, zoo hij U E, bij deze 25 geleghenheit, moght te staede koomen, heb ik haer, voor dezen,Ga naar eind25 26 doen aenbieden; ende hoope 't zelve noch mondelinx te doen, eer 27 acht daeghen omloopen; als wanneer mijn voorneemen is, onze 28 welwaerde dochter te koomen haelen. De rijke Godt, daerentussen,Ga naar eind28 29 bereghene UE voorts met de schatten zijner genaede, die hij, 30 tot noch toe, zoo mildelijk, op haeren wil zoo gebooghzaem onderGa naar eind30 31 den zijnen, heeft ujtgestort: waer aen het minste deel niet en zalGa naar eind31 32 hebben, 33 Mê Joffre 34 Uwer E | |
[pagina 528]
| |
35 Verplichtste, dienstwillighste 36 P C Hóóft. 35 Van den Hujze te 36 Mujden, 15 Junij. 1634.
Antwoord. Bewondering voor Tesselschade's geestkracht. |
|