De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 514]
| |
630 Aen Mijn Heer Mijn Heer Hooft Drossaert van Muiden ende van Goyland. opten Huise te Muiden.1 Mijn Heer,
2 Het gedurig reisen daer nu eenige weecken mijn beroep is aen vastGa naar eind2 3 geweest, heeft mij belemmert in het onderhout, waertoe ick mijGa naar eind3 4 op ons laeste afscheijt aen UE verplicht hadde. Dit voordeel was'er 5 evenwel in, dat mij daer door gelegentheit geboren wiert om des 6 Heeren van Suilecoms oog eens te laten gaen over de rimen daer't 7 UE gelieft heeft mijn sorge tot vroedvrou over te kiezen. Sijn Ed:Ga naar eind7 8 hield'et daer voor, dat de sinnebeelden, so door de hand van den 9 teickenaer, als door't bijvoegen vande Latijnse en oud FranseGa naar eind9 10 veersen, verlamt zijnde, weinig cieraet aen so geestig een werck, alsGa naar eind10 11 men hier van sal connen uitbrengen, willen geven. So dat ick van 12 meininge zij den Drucker, hoe seer op sijn gewin gestelt, dit, t'mijnerGa naar eind12 13 overcompste, uit het hooft te praten, mede alsdan UE te verstaenGa naar eind13 14 op eenige manieren van spreecken, waer van ick de kracht niet 15 genoeg can vatten. Dat U E, in haer schrijven vanden 7. deser, soGa naar eind15 16 waerde als de schepsels sijns vernufts, van wanschapenheit gelieft te 17 betichten, ende het daer voor te houden als of de Reien, en 18 d'anderen ten sang gesticht, door 't geselschap van wijs-teickens,Ga naar eind18 19 beter opgetoit souden schijnen, is, mijns bedunckens, eerder in U EGa naar eind19 20 een alte grote heusheit, als in haer eenige onvolmaectheit aen- 21 gewesen: behalven dat de noten niet dan die alleen, dewelcke opGa naar eind21 22 maetsang afgeveerdigt, en wien alrede geene van die wijzen 23 onbekent zijn, konnen dienen. So dat ick, onder verbetering, 24 deselve van weinig nuts soude oordelen. Het welcke ick bidde dat 25 bij UE niet in dier voegen opgenomen moge worden, als of zulck 26 aenvergen te veel waere,Ga naar eind26 27 Mijn Heer, voor 28 U E 29 dienstwilligste 30 JVD Burgh 29 Vanden huise te Cleef den 30 29 in Bloeimaent. 1634. | |
[pagina 515]
| |
Jacob van der Burgh, ca. 1600-1659, jurist, secretaris van Ernst Casimir, daarna van veldmaarschalk Johan Wolfert van Brederode en van verscheidene gezantschappen; sedert 1642 agent van de Staten te Luik, lid van de Nederlandse deputatie naar de Westfaalse vredesonderhandelingen. Dichter, zeer bevriend met Huygens en Brosterhuyzen, ook met Hooft, wiens Gedichten (1636) hij voor de uitgave klaarmaakte. Hij werpt in deze brief enkele vragen op. |
|