De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 266]
| |
497 Aen den Heere Rochus vanden Honaert Raedt inden Hooghen Raede.1 Ede &c.
2 Van UEd. Moses is 't mij niet wel moghelijk geweest eerder alsGa naar eind2 3 hem van den bergh te scheiden. Want in de geestelijke spijz', bij 4 hem geschaft, hebbe zulk een' smaek en pit gevonden, dat ick mijGa naar eind4 5 van elke schotel bijnae een gerecht op zich zelf heb moeten maeken, 6 zoo om de lekkernij te lengen als om gevoeghlijker te verdouwenGa naar eind6 7 een voetsel dat teffens genuttight te kraghtigh waer voor maeghenGa naar eind7 8 zoo week als de mijne. Moghten d'aelouwden opzien, hoe zoudenGa naar eind8 9 zij opzien van zulk een werk? Voor mij; had ick mijn' zinnen inGa naar eind9 10 mijn' handt, ick deed'er niet dan een versuft swijghen toe, en hield 11 mij billijk aen de lesse van Franchois den eersten, in zijn grafschriftGa naar eind11 12 over de meestres van Petrarcha gegeven: La parole est tousjours reprimée,
Quand le subject surmonte le disant,
15 maer de moedt is mij te vol, om mijn' geneghentheden in te hou-Ga naar eind15 16 den, ende zelfs onder de achtbaerheit van zoo groot eenen koning 17 te doen buighen. Dies is mij half tegens mijnen dank ontslipt, 't geenGa naar eind17 18 UEd. hier bij in mijn bot Hollandsch ontworpen ziet. Want het 19 Latijn is mij over lange deurgewaejt. UEd. zij gedient met het tenGa naar eind19 20 besten te dujden, denkende dat ook de woorden van den stommenGa naar eind20 21 zoone van Croesus, in 't lijfsgevaar zijns vaeders, voortgebraght, 22 nae allen schijn niet dan stamelende daer ujt geworstelt zijn; ende 23 echter niet en lieten met den ijver dieze dreef, verschoont te worden. 24 Op de verbeterde, oft (dat ick beter begrijpen kan) vermeerderdeGa naar eind24 25 Thamar, heb ick tegens mijn' eerste overkoomst mijnen mondtGa naar eind25 26 gemaekt: Indien 't UEd. gelieven zal mij de eere haerder jonste te 27 doen dujren, waer in zich van heeler heeter harte, gebiedt 28 Ede &c. 29 U Ed. 30 Ootmoedighste ende eerbie- 31 dighste dienaer 32 P C Hóóft. 30 Ujt Amsterdam, den 19en 31 van Wintermaent des jaers 1631.
Hooft stuurt aan Rochus van den Honert diens Latijnse treurspel Moses legifer sive nomoclastes (volgens NNBW VIII 818 in 1611 te Leiden verschenen) | |
[pagina 267]
| |
terug met een lofdicht. Van den Honert, 1572-1638, was o.a. lid Hoge Raad sed. 1603, geleerd, gematigd contraremonstrant, Latijns dichter o.a. van twee treurspelen; veel bleef ongedrukt. |
|