De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
(1977)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdTweede deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 209]
| |
462 Aen Zijne Vorstl. Doorl.1 Doorlughtighste, Hooghgebooren Vorst, genaedighste Heer
2 Voor op gisteren niet, en is mij geëxhibeert de reqe van CornelisGa naar eind2 3 Martensz. van Langevelt oft der Mije in Bodegraeve, met hetGa naar eind3 4 appoinctement bij uwe Vorstl. Doorl. den 27 Feb. lestleden daer op 5 verleent. Om 't welke onderdaenighlijken te voldoen ick haer heb 6 te representeren, hoe de suppliant, in den jaere 1625, op den xjen 7 van Maije, aen den avont, komende nevens eenen Pieter Henrixz., 8 gewandelt binnen Mujden ontrent de brugge, bejeghent is vanGa naar eind8 9 eenen Willem Janszoon, smidt zijns handwerx; dewelke, zoomen 10 meent te zeer bij dranke zijnde, hen bestondt aen te spreken, met 11 deze woorden genoeghzaem in forme: Hans Kujjer (zoo noemtmenGa naar eind11 12 veeltijds alhier de vreemdelingen, die van 't eene quartier in 't ander, 13 met delven, dijken en diergelijk huismanswerk, hunnen kost gaen 14 zoeken) hoe smaekten u de einden, die ghij gestoolen hebt? WaerGa naar eind14 15 op de voornoemde Pieter Henrixzoon antwoorde wij en hebben 16 geen einden gestolen; ende gink voort zijnes weeghs. Maer de 17 suppliant zich keerende tot den voors Willem Jansz., Ick hebbe, 18 zeid' hij, 't voorleden jaer binnen Mujden geslaepen, laet ijemant 19 spreken, oft ick hem te kort gedaen heb. Wat zegt ghij dat ick 20 einden gestolen heb? Daer Willem Jansz. op voeghde: ick heb nietGa naar eind20 21 gestolen. Zeide voorder de suppliant. Wat hebben wij dan gesto- 22 len? [gestoolen] ende Willem wederom: ghij hebt mij niet ont-Ga naar eind22 23 stolen. Met welk bescheit, de verbolghenheit des suppliants door 24 de voors insimulatie van diefte ontsteken, niet gepaejt zijnde, heeftGa naar eind24 25 hij zijn mes op den voors Willem getrokken. Die van gelijken 26 doende, ende zich terweere stellende, van hem in de rechter zijde 27 tussen de ribben heftelijk gegrieft, ende aen die wonde overleden is.Ga naar eind27 28 De suppliant derhalven, zich voorts nae 't perpetreren der man- 29 slaght, op de vlught begeven hebbende, is, door mij, naer gewoonteGa naar eind29 30 doen indaeghen, ende niet comparerende, bij den gerechte van 31 Mujden, den 24en Sep. des zelven jaers, gebannen, met confiscatie 32 van goederen; zoo hij der eenighe moght hebben, gelijk ujt deGa naar eind32 33 informen ende sententie hier nevens gevoeght, te zien is. Maer is de 34 voors confiscatie gebleven zonder effect; niet zijnde konnen be-Ga naar eind34 35 vonden worden, dat hij eenighe middelen had. Doch en heb ick 36 nojt voor de toekoomste van dit faict, 't welk met de maeghen van 37 den nedergeslaeghen solemnelijk gezoent is, zijnen naem, met ijet 38 desgelijx beruchtight gevonden. Hoe hij zich ook zedert magh | |
[pagina 210]
| |
39 hebben gecomporteert, is mij, mits de longinquitejt zijner absentie,Ga naar eind39 40 eighentlijk onbekent: doch bij attestatie van den Lieutenant desGa naar eind40 41 Graeven van Waldek, voorgekomen, dat hij zich in 's lands dienstGa naar eind41 42 begeven, ende in 't surpreneren der stadt Wezel, eerlijk zoudeGa naar eind42 43 gequeten hebben. 'T welk gepresupposeert, mij, onder verbete-Ga naar eind43 44 ringe, geen onwaerdigh subject zonde dunken, om de goedertieren- 45 heit uwer Vorstl. Doorl. te moveren, tot de genaede, waerom hijGa naar eind45 46 dezelve is implorerende. Ende mij gedestitueert vindende vanGa naar eind46 47 stoffe, om haer wijders in dezen te dienen, kusse in aller ootmoedt 48 haere vorstelijke, victorieuse hant, God biddende, 49 Doorlughtighe, Hooghgeboore Vorst, genaedighste Heere, 50 met zegening van haer' heroïque desseins Uwe Vorstel. Doorl. 51 altoos te behoeden, ende in haer' goede gratie
52 Vanden Hujze te 53 Mujden, den 15en 54 Junij. 1631. 52 Uwer Vorstl. Doorl. 53 onderdaensten getrouwsten 54 dienaer 55 P C Hóóft.
Hooft geeft de Prins inlichtingen over een doodslag en bepleit gratie. |
|