| |
| |
| |
Hooft's interpunctie
Dr. H.W. van Tricht, verzorger van de Brieven van P.C. Hooft, verzocht mij iets, hoe beknopt ook, te zeggen over Hooft's interpunctie in zijn Brieven en wel zeer in het bijzonder over de wijze waarop hij dubbele punt en puntkomma hanteert. Hier liggen ook inderdaad de grootste moeilijkheden. Op zijn advies heb ik bij mij bij dit onderzoekje gebaseerd op een aantal brieven in handschrift, (50), alle autografen, alle aan dezelfde persoon (Joachim van Wickevoort) gericht, geschreven tussen 21 mei 1639 (datum eerste brief) en 25 augustus 1645 (datum laatste brief).
Wanneer men Hoofdstuk IV ‘Invloed van Boekdrukkunst en Humanisme op de Interpunctie’ van de bekende dissertatie van J. Greidanus, Beginselen en ontwikkeling van de interpunctie, in 't biezonder in de Nederlanden, Zeist 1926, nogeens doorleest, wordt men getroffen door noot 1 op blz. 234: ‘Er blijft nog te onderzoeken over, op welke wijze onze grote schrijvers de vier opklimmende tekens gebruikten, d.w.z. in hoeverre ze zich hielden aan het syntaktiese beginsel ervan, en in hoeverre ze zich bij het plaatsen dezer tekens door hun ritmegevoel lieten leiden.’ Inderdaad, hier ligt het probleem.
Hooft volgde het vierledige systeem van Aldus Manutius, die aan het eerdere drieledige (komma, kolon, punt) de puntkomma toevoegde. (Vraagteken, uitroepteken, parenthese blijven, als niet zinsgeledend, hier buiten beschouwing.) Aldus Manutius (Orthographiae Ratio, 1566) geeft vage syntactische criteria voor het gebruik van de vier tekens. Greidanus geeft deze even vaag weer. Ik bepaal mij tot kolon (= dubbele punt) en puntkomma (Greidanus 227 vlgg.).
De puntkomma dient ‘1. tot scheiding in een langere opsomming als b.v.: publica/privata; sacra/profana; tua/aliena. 2. soms(..) als tussenvorm tussen het voorgaande en het volgende leesteken (bedoeld worden resp. komma en kolon. Z.), in een zin als deze: Ratio docet si adversa fortuna sit nimium dolendum non esse; si secunda moderate laetandum’ (227, 228). Een kolon zou hier een te grote scheiding teweegbrengen. De persoonsvorm docet, die beide delen van de zin regeert (utramque sententiae partem aeque regit) geeft een te nauwe samenhang aan, dat dat het kolon op zijn plaats zou zijn (228). Het kolon past ‘na een op zichzelf staand zinsdeel dat door zijn eigen werkwoord geregeerd wordt.’ (228). Aldus Manutius geeft hierbij twee voorbeelden uit Cicero, beide opge- | |
| |
bouwd uit een bijzin met etsi, gevolgd door hoofdzin die met tamen begint. Veel wijzer wordt men hiervan niet. Bij nevenschikking van twee (samengestelde) objectszinnen, met samentrekking van de persoonsvorm (sit) van de in de objectszinnen geïncorporeerde conditionele bijzinnen, scheiding door puntkomma. Bij hoofdzin na concessieve bijzin scheiding door dubbele punt.
Ook de grammatica's van de 16e en 17e eeuw helpen ons niet veel. Despauterius (1573) spreekt voor het eerst van de puntkomma. Deze is media inter Comma et Colon (Gr. 230). Lipsius in een brief over interpunctie zegt dat de puntkomma een wat grotere respiratio (rust, pauze) aangeeft dan de komma, enz. De nederlandse grammatici Lambrecht (1550), Jacob van der Schuere (1612), Dafforne (1627, geheel steunend op Van der Schuere) spreken alleen over komma, kolon en punt. De puntkomma noemen zij niet, evenmin als Van Heule (1625, 1636), de door Hooft hooggestelde en aanbevolen grammaticus.
In de schrijfpraktijk is de puntkomma in de 16e eeuw nog zeldzaam; in de 17e eeuw neemt het gebruik ervan toe. Hooft heeft hem al in Geraert van Velsen (1613) en Granida (1615). ‘In het prozawerk Hendrik de Grote, 1626, dat zich door de taal nog meer ertoe leende, is het Aldiniese vierledige sisteem zorgvuldig toegepast.’ (Greidanus).
Maar hoe? Daarmee zijn we terug bij het probleem van noot 1 op p. 234, boven geciteerd. Het volgende is een zover mij bekend eerste poging om enigszins systematisch in een beperkt taalcorpus Hooft's toepassing van het vierledige systeem te bezien.
In de 50 brieven aan Wickevoort over een tijd van ruim 6 jaar, heb ik alle dubbele punten en puntkomma's (er zullen mij wel gevallen ontgaan zijn) onderzocht naar hun syntactische plaats. Het resultaat is:
1. Hoofdzinnen door en(de) verbonden: 19 gevallen van dubbele punt zonder samentrekking, 18 gevallen met samentrekking van O (onderwerp), P (persoonsvorm), soms van O en P; 2 gevallen van puntkomma zonder samentrekking, 7 met samentrekking.
Het aantal dubbele punten (38) overweegt dus verre dat van de puntkomma's (9). Samentrekking blijkt geen (niet veel) invloed te hebben op het gebruik van dubbele punt; bij de puntkomma is het aantal gevallen met samentrekking groter (7 tegen 2). In ieder geval kan Hooft hier niet alleen dubbele punt, maar ook (minder) puntkomma gebruiken. In het laatste geval is er meer samentrekking. Een vaste regel is niet te bekennen. Het enige dat in dit materiaal duidelijk wordt is dat Hooft hier bij voorkeur de dubbele punt hanteert. Maar ook de komma komt bij nevenschikking door ende meermalen naast de puntkomma voor. Alles kan dus! Wat overblijft is de behoefte om voor ende tussen twee nevengeschikte hoofdzinnen een leesteken aan te brengen, dat primair syntactisch bedoeld is. Twee constructies die als zin kunnen optreden, maar nu als zinslid fungeren, worden van elkaar gescheiden. De ritmische factor, waar Hooft een fijn gevoel voor had, bepaalt verder ws. de keus tussen komma
| |
| |
(lichte scheiding), kolon (zware scheiding) en puntkomma (daartussenin zwevend). Overigens kan Hooft ook een nieuwe zin met Ende openen.
2. Nevenschikking van hoofdzinnen door maar, doch.
Zonder samentrekking 7 maal dubbele punt, 1 maal puntkomma; met samentrekking 6 maal dubbele punt, 3 maal puntkomma. Derhalve overwegend (al of niet samengetrokken) dubbele punt (13 maal) tegenover 4 maal (al of niet met samentrekking) puntkomma. Het beeld lijkt dus op dat bij de verbinding door en(de): voorkeur voor het kolon, zonder dat invloed van samentrekking te constateren is. Komma vond ik hier niet (wel bij nevenschikking van zinsdelen of delen van zinsdelen). Voor de volledigheid vermeld ik dat Hooft vaak ook een nieuwe zin opent met Maar, Doch, zelfs soms na dubbele punt! (een vb. in brief 1033, nummering Van Tricht, r. 21).
3. Nevenschikking van hoofdzinnen door oft:
Geen geval van kolon; 3 van puntkomma, al of niet met samentrekking. Als mij geen gevallen ontsnapt zijn van kolon (of komma) zou hier dus alleen de puntkomma heersen. Waarom is mij niet duidelijk.
4. Nevenschikking van bijzinnen door en, maar, doch, oft; soms ook intonatief (secundaire bijzinnen, ook samentrekking heb ik hier buiten beschouwing gelaten): 6 maal kolon, 26 maal puntkomma. Hier dus een duidelijke voorkeur voor de puntkomma. Misschien vond Hooft op dit niveau de scheiding door puntkomma geschikter. Het gaat hier immers niet om constructies met zinswaarde (O P, P O, en imperatiefconstructies), maar om zinsdelen of delen van zinsdelen. Bij nadere beschouwing van de 6 gevallen met kolon blijkt hier het 1e of 2e lid van de nevenschikking grote lengte te hebben. Men zie bijv. brief 1033: ‘Ik vreeze dat ... brengen: ende dat ...’ (zeer lang 2e lid). Overigens is de komma hier ook meermalen aanwezig. Ik heb, evenals bij 1, omdat ik mij bepaalde tot kolon en puntkomma, deze gevallen niet geteld, maar ze zijn niet zeldzaam. Hooft's interpunctie doet mij hier denken aan die van de moderne scribent, die komma of puntkomma gebruikt zonder precies te weten waarom hij nu het een dan het ander kiest. Zal het zo ook niet met Hooft geweest zijn? De diepe scheiding van het kolon paste hier slechts bij uitzondering; het subtiele verschil tussen komma en puntkomma was in tegenstelling tot dat tussen dubbele punt en komma (nog?) niet aan regels gebonden.
5. Voor Ende gevolgd door inversie:
We hebben hier niet met nevenschikking van 2 hoofdzinnen te maken, maar met twee zinnen. Na de eerste volgt de voor Hooft zo typische en veelvuldig voorkomende zin, door Ende ingeleid, waarna inversie volgt zonder dat enig zinsdeel, ook niet een samengetrokken zinsdeel, voorafgaat. De scheiding is voor Hooft zo groot dat men hier, naast de punt, alleen kolon aantreft. Gevoel voor meer of minder semantische samenhang zal de keus bepaald hebben.
6. Twee zinnen, slechts semantisch verbonden door een relatiebepalingswoord (daarenboven, jaa (= zelfs), ook, immers enz.).
| |
| |
Dit geval is direkt te vergelijken met het voorgaande, en ik vond dan ook 5 maal dubbele punt, slechts 1 maal puntkomma. Ik meen dat Hooft ook hier de syntactische gescheidenheid ondanks semantische samenhang aanvoelde en derhalve de voorkeur gaf aan de zwaardere scheiding van het kolon.
7. Twee zinnen, semantisch samenhangend, zonder relatiebepalingswoord dat dit verband aangeeft (in een enkel geval kan er intonatieve binding zijn):
11 maal dubbele punt, 2 maal puntkomma. Vergelijk 6.
8. Voor uitbreidende bijv. bijzin:
27 maal kolon, 9 maal puntkomma. De zgn. uitbr. bijv. bijzin, die naar de vorm een bijv. bijzin is, maar eigenlijk een nieuwe zin, en sterk verwant is met de geïntercaleerde zin (Mijn vader, die veel rookt: Mijn vader - hij rookt veel -) krijgt terecht een dubbele punt voor zich (wij zetten daar nu vaak een komma) om de scheiding te markeren (voor echte bijv. bijzin zet Hooft in de regel een komma) en tevens de pauze, die hier altijd gerealiseerd kan worden, aan te geven. Toch zet Hooft soms een puntkomma, terwijl ook de komma meermalen optreedt. We zullen dit op rekening van de ritmische factor moeten stellen.
9. Voor bijstelling:
3 maal kolon, 5 maal puntkomma. Een regel is niet te bespeuren. In elk geval wordt de syntactische scheiding van de bijstelling (een soort pred. toevoeging, te vergelijken met een geïntercaleerde zin (Mijn vader, een stevige roker: Mijn vader - hij is een stevige roker -) steeds gemarkeerd.
10. Hoofdzin-bijzin of omgekeerd:
34 gevallen met dubbele punt, 48 met puntkomma. De laatste overweegt dus. Regels zijn niet te geven. Daarnaast vindt men ook de komma (ook na conditioneel-hypothetische bijzin in de vorm van een vragende zin, waarna hoofdzin zonder inversie volgt (een vb. in 1032); ook bij het type conditioneel-hypothetische bijzin aanvangend met Zoo (= Indien) gevolgd door hoofdzin zonder inversie (een vb. in 1033 ... zoo het tegendeel gebeurt is, 't werk voor Atrecht zal ‘er, mijns bedunkens, nae lujsteren,...). Zoals wij thans voor een bijzin al of niet een komma zetten, zo kon Hooft uit drie mogelijkheden kiezen, daarbij vermoedelijk geleid door zijn ritmisch gevoel.
11. Zinnen met nevenschikkend oft, na negatieve ‘voorslag’:
Ik vond slechts 1 geval met puntkomma. Een voorbeeld van komma in 1075 begin. Voelde Hooft de verbondenheid van de twee leden (terecht) zo sterk, dat hij kolon niet geschikt achtte? Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk.
12. Voor bijw. bep.:
9 maal puntkomma, 3 maal kolon (waaronder een geval van een nakomende (achteraf toegevoegde) bep., zie 1083: ‘... dat er niet veel op te bouwen viel: inzonderheit ten aenschouw van enz.’).
Meestal echter treedt hier komma op, als voldoende markering van dit zinsdeel (de komma is hier puur syntactisch, er is geen pauze).
| |
| |
13. Hieronder vat ik enige bijzondere gevallen samen:
a. Achter Neen voor O P: slechts 1 geval, met dubbele punt.
b. Voor citaat: 1 geval, met dubbele punt.
c. Voor een opsomming van zinsdelen: slechts 2 gevallen, met dubbele punt.
d. Voor of na een conjuncte part. constr.: 1 maal kolon, 4 maal puntkomma. Overigens heerst hier de komma.
e. Bij nevenschikking van zinsdelen: 1 maal kolon, 3 maal puntkomma. Overigens heerst hier de komma.
f. Na conditioneel-hypothetische bep. in de vorm van een wensende zin: geen gevallen van kolon, 6 van puntkomma. Maar ook de komma treedt meermalen op (vbb. in 1022, 1032).
Het bovenstaande - het zij met nadruk gezegd - is niet meer dan een voorlopige verkenning, die enig nut kan hebben voor de lezer van Hooft's brieven. Hooft maakt een veel ruimer gebruik van dubbele punt en puntkomma (en komma) dan wij, ook een heel ander gebruik. De lezer moet zich daarvan voortdurend bewust zijn. De puntkomma geeft niet slechts zoals voor ons het eind van een zin aan, die naar zijn inhoud nauw met de volgende zin verbonden is, maar markeert allerlei scheidingen, ook binnen de zin. De dubbele punt kondigt niet slechts een opsomming, een verklaring of een citaat aan, maar duidt allerlei scheidingen aan, die voor Hooft zwaarder zijn dan die bij puntkomma en komma. Aan die overvloed van primair syntactische, maar in hun onderlinge verscheidenheid vermoedelijk secundair ritmisch bepaalde komma's, puntkomma's en dubbele punten moeten wij wennen.
Men leze bijv. 1262, een korte brief met 14 komma's die syntactische functie hebben. De brief bestaat uit één zin, besloten met een punt.
Mijn' Heere ende Neeve,
Gebrek van stoffe, ende U.Eed.Gestr. begeerte dat ik de schuldighe bedankingen achter laate, verbieden mij, bij deezen ijets meer te zeggen, dan, dat, neevens mijn' Hujsvrouw, ik eerbiedelijk, met toelaating van U.Eed.Gestr. de handen kus aan haare welwaarde helfte, ende in U.Eed. Gestr. beste gunste, gelijk meede in die van den Heere Barlaeus, van heelen heeten harte beveel,
Mijn' Heere ende Neeve,
U.Eed.Gestr.
Onderdaansten, ootmoedighsten dienaar,
P.C. Hóóft.
De opbouw is:
aanspreking Mijn' Heere ende Neeve (komma);
| |
| |
nevengeschikt onderwerp Gebrek ... laate, bestaande uit 2 door ende verbonden leden:
Gebrek van stoffe (komma) en U Eed. Gestr. ... laate (komma);
gezegde verbieden, meew. voorw. mij;
lijdend voorw. bij ... P.C. Hóóft (punt). Voor het l.v. komma om dit af te grenzen;
lijdend voorw. (niet-zinsdeel) bij zeggen: ijets meer dan dat ... ende (dat) ... Hooft heeft een ingewikkelde bouw:
de nabepaling bij ijets meer: dan dat ... Hooft wordt afgegrensd door komma ervoor;
voegwoord dan (komma ter afgrenzing van de bijzin met voegw. dat);
voegwoord dat, de bijzin openend en in de tweede bijzin samengetrokken;
na het voegw. dat komma ter afgrenzing van de bijw. bep. neevens mijn' Hujsvrouw;
onderw. van de bijzin ik, bijw. bep. eerbiedelijk;
bijw. bep. met ... Gestr. afgegrensd door komma ervoor (erna had ook best een komma kunnen staan; deze ontbreekt om onduidelijke redenen);
voor ende dat het tweede lid van de nevenschikking inleidt ((dat) (ik) in ... Hooft) komma.
Binnen dit tweede lid afgrenzing door komma's van de bijw. bep. gelijk meede in die van den Heere Barlaeus;
aanspreking Mijn' Heere ende Neeve tussen komma's;
object van de tweede bijzin U ... Hooft vormt het einde van de zin (punt).
Tenslotte nog een analyse met het oog op de interpunctie van 958:
Mijn' Heere ende Neeve,
De vreeze, dat het, met Uwer Ed.gestr. afwezen, weder ujt de gissinge gaen wilde, heeft den wegh gebaent tot zoo veel te grooter genoeghen over Uwer Ed.Gestr. gelukkighe t'hujskoomst. 2. Ende verschijnt deze vreughd niet alleen (naer dat ik ujt schrijven van den Heere Barlaeus verstae) maer verzelschapt met een' andre, naemelijk het aenkoomen van Joffre onze Nichte, Uwer Ed.Gestr. schoonzuster, tot Amsterdam. 3. Waerover wij darren hoopen, dat ‘er haest, tot een’ derde, op volghen zal de eere van Uwer Ed.Gestr. verzoek alhier. 4. Ende komt de jeghenwoordighe gelaeden met gebeden, dat Uwe Ed.Gestr. zich gewaerdighe, ons, met den allereerste, die gloorij te gunnen, teffens met Uwer Ed.Gestr. gemaelinne, schoonzuster, den Heere Barlaeus, ende voorts alle vrienden, die 't Uwer Ed.Gestr. behaeghen zal mede te lejden; om alhier eenighe daeghen te slijten, met slaeken der wightighe bezigheden, die Uwe Ed.gestr. in 't zorghen voor
| |
| |
Landen en lujden, zoo gestaedelijk bekommert houden. 5. Welke gunst een' knoop te meer zal zijn aen de gehoudenissen, waer door zich eeuwelijk t'uwer Ed.gestr. verplicht vindt,
Mijn' Heere ende Neeve,
Uwer Ed.Gestr.
Onderdaenste, Toegedaenste dienaer en Neef,
P C Hóóft.
Van den Hujze t.Mujde, 21en Maj, 1639.
zin 1: subject De vreeze ... wilde (komma).
Binnen het subject de nabep. bij De vreeze: dat ... wilde tussen komma's (de tweede sluit tevens het subject af).
Binnen de nabep. de bijw. bep. met Uwer Ed.gestr. afwezen tussen komma's.
Daarna loopt de zin verder zonder komma's af (eenvoudige opbouw die geen behoefte heeft aan afscheidingen): persoonsvorm heeft; meew. voorw. ons; lijd. voorw. den wegh; partic. gebaent (samen met heeft gezegde); bijw. bep. tot ... t'hujskoomst, door vast voorz. met gezegde en lijd. voorw. verbonden (de weg banen tot). De bijv. bep. bij genoeghen: over ... t'hujskoomst behoeft ook geen markering; het is geen bijzin met eigen O en P, zoals die achter De vreeze.
zin 2: zinsopenend Ende gevolgd door inversie;
gezegde verschijnt;
onderw. deze vreughd;
predicatieve toevoeging bij onderw. niet alleen;
geïntercaleerde bijzin naer ... verstae tussen haken;
nevengeschikte pred. toev. verzelschapt met een' andre (geen komma voor voegw. maer, omdat de haken al voldoende distantie schiepen);
bijstelling bij een andre: naemelijk ... Amsterdam afgegrensd door komma ervoor; binnen deze bijstelling de bijstelling Uwer Ed.Gestr. schoonzuster tussen komma's.
zin 3. De uitbreidende bijzin grafisch als nieuwe zin behandeld (hoofdletter). Voor het object dat ... alhier komma;
binnen dit object de pred. toev. tot een' derde tussen komma's.
zin 4. Voor het begin verg. zin 2;
de bijv. bijzin bij gebeden: dat ... houden na een komma;
daarbinnen het voorzetselvoorw. ons ... gunnen tussen komma's;
binnen dit vzv. de bijw. bep. met den allereerste tussen komma's;
de bijw. bep. teffens ... lejden geopend met komma;
binnen deze bijw. bep. de leden van de nevenschikking Uwer ... lejden door komma's afgegrensd;
de bijv. bep. in het laatste lid die ... lejden door komma ervoor afgegrensd;
| |
| |
de finale bep. om ... houden afgescheiden door komma ervoor;
binnen deze finale bep. de bijw. bep. met ... houden na komma;
binnen de laatste bijw. bep. de bijv. bijzin bij bezigheden: die ... houden met komma geopend.
zin 5. Voor het begin vgl. zin 3.
Voor de uitbr. bijzin waer door ... Hooft een komma.
Hierbinnen de aanspreking Mijn' Heere ende Neeve tussen komma's.
F.L. Zwaan.
Roman Road 6
Beit Hanina
Jerusalem
|
|