| |
| |
| |
Lijst van illustraties
| |
A. Buiten de tekst
1. | Borstbeeld van P.C. Hooft door Frits Sieger op de Stadhouderskade bij het Rijksmuseum te Amsterdam. Foto Mr. A. Menalda. |
2. | Geeraert Brandt, predikant, historicus, letterkundige.
Ongesigneerde gravure. Hist.-topografische atlas Gem.archiefdienst. Amsterdam. |
3. | Eerste van de 25 bladzijden waarop A.H.H. en G.B. de afdeling Brieven van de Werken hebben ontworpen. Regel 1, 2a, 4, 5, 6 en de laatste elf (op ‘Anna Roemers Visschers’ en vier doorhalingen na) zijn door Br. geschreven. Vgl. inl. blz. 16, 31. |
4. | Laatste van hetzelfde geschrift. Door A.H.H. geschreven. De vierde regel kan geluid hebben ‘Reeks van gedrukte brieven’, de vijfde en zesde zijn de laatste, ons bekende, vermelding van Hooft's brieven aan Barlaeus. |
5. | Johanna Constantia Hooft, langstlevende kleinkind van P.C. Hooft. Schilderij van Nicolaes Maes. Foto Centraal Museum Utrecht. |
6. | Laatste bladzijde van het door G. van Papenbroek bijgewerkte exemplaar van de Mengelwerken (inl. blz. 18, 20, 26) met zijn nadrukkelijke verklaringen omtrent zijn eigendomsrecht. |
7. | Balthazar Huydecoper. Baljuw van Texel. Taal- en letterkundige.
Gravure van J. Houbraken naar J.M. Quinkhard. Foto Iconografisch Bureau. |
8. | Is. Le Long. Geschiedschrijver, bibliograaf.
Gravure van J. Houbraken naar G. Gsell. |
9. | Johannes van Vloten, hoogleraar, letterkundige.
Gravure in part. bezit, naar onbekende foto.
10 Jacob Anne Grothe. Secretaris v.h. Historisch Genootschap te Utrecht.
Ongesigneerd schilderij. Coll. Grothe van Schellach. Foto I.B. en A. Dingjan. |
11. | Voorbeeld van een recht gevouwen brief. |
12. | Voorbeeld van een scheef gevouwen brief (inl. blz. 12). |
13. | Hendrik Laurensz. Spiegel. Koopman, wijsgeer, dichter.
Gravure van J. Muller. Foto Rijksmuseum. |
14. | Hendrick de Keyser. Bouwmeester, beeldhouwer.
Gravure van J. Suyderhoef naar Thomas de Keyser. Hist.-topografische atlas Gemeentelijke archiefdienst. Amsterdam. |
15. | Cornelius Pijnacker, professor te Leiden, rechtsgeleerde.
Ongesigneerde gravure. Fotograaf onbekend. |
16. | Dominicus Baudius, professor te Leiden, epistolograaf.
Schilderij op blik van A. van Halen. Foto Rijksmuseum. |
| |
| |
17. | Het Muiderslot. Foto Rijksmonumentenzorg. |
18. | Johan ten Grotenhuys. Koopman en regent. Curator v.h. Athenaeum Illustre.
Pentekening op perkament van J. Faber. Coll. A.J. Blaauw (1923). Foto I.B. |
19. | Jr Frederik van Zuylen van Nievelt. Maarschalk van het Overkwartier van het Sticht Utrecht.
Schilderij van J. Baeck. Coll. Van de Capellen. Foto. I.B. |
20. | Volkert Overlander. Koopman, burgemeester enz. van Amsterdam.
Schilderij, toeg. aan C. van der Voort. Foto Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie. |
21. | Johan van Oldenbarnevelt, Landsadvocaat van Holland.
Gravure van W. Delff naar M. van Mierevelt. |
22. | Hugo de Groot, pensionaris van Rotterdam, later gezant van Zweden te Parijs. Wereldberoemd rechtsgeleerde.
Ongesigneerd schilderij in particulier bezit. Opschrift: Hugo Grotius anno 1617. Foto I.B. en Dick van Beurden. |
23. | Cornelis Pietersz. Hooft. Koopman, burgemeester enz. van Amsterdam.
Schilderij van Cornelis van der Voort. Foto Rijksmuseum. |
24. | Prins Maurits. Gravure door W. Delff naar A. van Venne. Dienst 's Rijks Verspreide Kunstvoorwerpen. |
25. | Laurens Reael. Gouverneur-generaal van Oost-Indië. Admiraal. Dichter.
Schilderij van Cornelis van der Voort. Foto Rijksmuseum. |
26. | François Fagel. Advocaat te 's-Gravenhage, daarna president van de Hoge Raad.
Ongesigneerd schilderij. Coll. Van Verschuer. Foto A. Dingjan. |
27. | Daniël Heinsius. Professor te Leiden. Historicus en dichter.
Gravure van J. Suyderhoef naar (onleesb.). Foto Rijksmuseum. |
28. | Nicolaes Cromhout. President van het Hof van Holland.
Schilderij, toeg. aan J. van Ravesteyn. Coll. Fagel. Foto Dienst 's Rijks Verspreide Kunstvoorwerpen. |
29. | Pieter Jansz. Hooft. Natuurkundige, schepen van Amsterdam.
Schilderij toeg. aan C. van der Voort (fragm.). Coll. Hooft, Zeist. Foto Hans Sibbelee. |
30. | Diederick Bas. Koopman, burgemeester enz. van Amsterdam en Grietge Jansdr Snoeck..
Schilderij van D.D. Santvoort. Foto Rijksmuseum. |
31. | Constantijn Huygens. Secretaris van de Prins van Oranje.
Gravure door M. van den Enden naar Ant. van Dijck. |
32. | Jaques Wijtz. Wachtmeester-generaal van het leger. President van de Krijgsraad.
Schilderij toeg. aan J. van Ravesteyn. Coll. Bentinck, Amerongen. Foto I.B. |
33. | Pieter Cornelisz. Hooft, Drost van Muiden en baljuw van Gooiland. Dichter en historieschrijver.
Schilderij van M. van Mierevelt. Coll. Universiteit van Amsterdam. Foto ald. |
34. | Eleonora Hellemans, echtgenote van P.C. Hooft.
Schilderij van M. van Mierevelt. Part. collectie. Fotograaf onbekend. |
35. | Adriaen van Blijenburg. Dordts regent.
Schilderij toeg. aan J. van Ravesteyn. Coll. Stichting Collot d'Escury. |
36. | Caspar van Baerle (Barlaeus).
Gravure door W. Delff naar D. Bailly. Foto Rijksmuseum. |
37. | Kaart van Gooiland. 18de-eeuws. 's-Graveland als corpus alienum in het midden. Het N. is links. Part. coll. |
38. | Kaart van het hoogheemraadschap Diemerdijk. 18de-eeuws. Ingezet een vergelijking tussen een oude ‘bepaalde dijk’ en een nieuwe. Part. coll. |
39. | Het Muiderslot met een stuk van de manteling.
|
| |
| |
|
Ongesigneerd aquarel, achttiende-eeuws. Rijksarchief in Noord-Holland. Haarlem. |
40. | Slotvignet van Huydecoper's uitgave van Hooft's Brieven (1738).
Onder Hooft's embleem, een stralende zon, zijn devies ‘Omnibus idem’. |
N.B. Er zijn vruchteloze pogingen gedaan om portretten te vinden van Arnout Hellemans Hooft, Gerard van Papenbroek, dr. P. Leendertz en vele anderen.
| |
B. Tussen de tekst.
Blz. |
|
141, 143 |
Schutbladen van de katerns 2-7 in UBA II C II, de bladzijden (91), 187, 275, 335, 475 en 575. Vgl. inl. blz. 33-34. |
|
2. omdat de tweede (Muidense) katern geen schutblad had, schreef A.H.H. daarop ‘Beginnenden van 't jaar 1618’. (Br. pag. ‘89’, Hu. ‘No 67’). |
|
3. ‘3’ (P.C.H.). |
|
4. ‘Tusschen 3 en 4’ (A.H.H.). |
|
5. ‘4’ (P.C.H. of A.H.H.). |
|
6. ‘5’ (P.C.H.) Hierop schreef C. van der Wijen (vgl. in deel III de fk. van 1295) ‘Copijen ende brieven als mede andere pampieren Gecomen van het bovenCantoir tot muyden-’. |
|
7. ‘6’, dit volgnummer lijkt door A.H.H. aarzelend geschreven te zijn, vreemd gerekt van vorm. De nummers ‘3’, ‘5’ en ‘6’ zijn niet zichtbaar op de reproductie. |
150 |
Afschrift van KA CLXXIab (678: Hooft aan Grotius, (Lat.), minuut van V Kal. Feb. 1635 Brandt heeft het opschrift verkort en verduidelijkt en schreef in de marge een vraag aan de drukker-uitgever Jacob Lescailje, Boekverkoper op de Middeldam: ‘Meester Lescaille / behoort desen / en den volgenden / brief niet / met Cursijf / gedrukt te worden? / Laet uw / Corrector dese / proeven lesen / eer gij se mij / sendt.’ - Wie in de 2de regel van de tekst ‘inter’ boven de doorhaling gezet heeft, is niet bekend. |
245, 249, 254 |
Enkele werkpapieren van G. van Papenbroek (UBL Pap. 13 H4). Vgl. inleiding blz. 19. |
|
1. Lijst van handschriften, van de executeurs van Juffr. Hooft gekregen. De huidige bestanddelen zijn herkenbaar. |
|
2. Lijst van brieven. |
|
3. Lijst van door A.H.H.-Br. uit de Werken weggelaten stukken (fragm.). |
|
285 |
Huydecoper uit tegenover Pieter de la Rue zijn ergernis over Le Long's diplomatisch kopiëren van Hooft's teksten voor de Brieven (1738). Archief Huydecoper 717, Brievenkladboek, fol. 589/592. Rijksarchief Utrecht. Vgl. inl. blz. 21. |
291 |
Een snipper uit de ontelbare studies en aantekeningen van Dr. P. Leendertz Jr. UBA. Niet gedrukte hs. catalogus. |
313 |
Isabelle aan P.C. Hooft te Rome. December 1599. (1) |
325 |
Isabella aan P.C. Hooft, adres; handtekening; idem Is. Hoens, Antwerpen (Notarieel Archief 3 828. Nots J. van der Donck 21 mei 1635. Stadsarchief Antwerpen.) |
329 |
Isabelle. Sonnet ‘Las ie meurs’. (1 B a) |
370 |
Isabelle. Sonnet ‘Ha que’. Vgl. de commentaar bij 1. (1 B a) |
379, 382 |
H.L. Spiegel aan P.C. Hooft. 22 jan. 1602. Met de aantekening van Hooft in veel |
| |
| |
|
later schrift ‘Schrift van Henrik Laurenszoon Spieghel’. (5) |
389 |
P.C. Hooft aan Hendrik de Keizer. Oudst bekende minuut van Hooft's hand. Vgl. voor de vorm van de U inl. blz. 72. (7) |
394 |
J. Badovere aan P.C. Hooft (Ital.). Parijs 10 dec. 1607. (8) |
398 |
Idem (Fr.) Parijs 16 maart 1608. Aantekening van A.H.H. ‘Raccommandatione’. (9) |
399 |
P.C. Hooft aan C. Pijnacker. Minuut van 28 oct. 1608 in steilschrift, zoals Hooft voor Latijnse brieven meestal gebruikte. Aant. van A.H.H. ‘De studio juris’, van Hu. ‘n(iet) g(edrukt)’. (12) |
429, 433 |
P.C. Hooft aan prins Maurits. Minuut en doorgehaalde eerdere minuut van de eerste brief van 21 feb. 1610. De doorgehaalde is als blz. XXXI in de 8e katern van II C 11 terechtgekomen, de overgeschrevene als XXI, vgl. blz. 35-38 van de inleiding. De teksten verschillen alleen door latere correcties in de tweede: een interlineaire bijwoordelijke bepaling en een bijvoeglijke bijzin in de marge; ook veranderde Hooft tweemaal ‘Prince’ in ‘Vorst’, vgl. de comm. bij blz. 123 r. 3. Aant. van Huydecoper ‘No 4’. (17) |
472 |
P.C. Hooft aan pr. Maurits. Fragment van een minuut. Op de tweede regel v.o. begint de (zeer zeldzame) open variant, bij de tekst besproken, hij loopt door op de volgende blz. en eindigt op r. 2 v.b. (71) |
481, 483 |
P.J. Hooft aan P.C. Hooft. Padua 29 mei 1613. De brief deed er blijkens Hooft's aantekening van ontvangst 19 dagen over en was blijkens het ontbreken van een plaats van bestemming in het adres bij een zending aan iemand anders ingesloten of aan iemand meegegeven. (51) |
504 |
P.C. Hooft aan de Rekenkamer. 18 dec. 1614. Oudst bekende originele brief van Hooft, over 3/4 van de lengte doorgescheurd. (Rekenkamer der domeinen van Holland 479 ongefol.). (77) |
530 |
Tweede brief aan een niet genoemde vrouw (Ital.). Ongedateerde minuut. Links boven ‘Offerta del Bato’ (A.H.H.), daaronder met de ook op 221 voorkomende hand het onduidelijke nummer ‘131’ en onder de tekst ‘1626?’. Dit alles moet door Van Vloten geschreven zijn. Vgl. 691 en 750. De nummers zijn die van Hu.: 125 en 131 (223). |
549, 555 |
P.C. Hooft aan de Rekenkamer, 22 juni 1616. Met adres, dat door het openscheuren beschadigd is. Zie ald. de hoofdletters E. en H. Tweede voorbeeld van een origineel van Hooft (Hof v. Holland 5221). (91) |
557 |
P.C. Hooft aan H. Grotius (Lat.) (127) |
564, 566, 572 |
C. Huygens aan zijn ouders (Fr.). Londen 18 maart 1621. De brief berust in de Koninklijke Bibliotheek (XLIXa 140). Het afschrift van Hooft's Behouden reis en Huygens antwoord Des Heeren P.C. Hoofts Arionz-trotz, dat Huygens insloot (is op deze reproductie niet zichtbaar) is afkomstig uit het ‘Album-Wurfbain’ en door de Universiteitsbibliotheek op de veiling-Sotheby van 10 april 1961 gekocht, nu UBA G e 9. Zie het proefschrift van dr. P. Tuynman, herh. gecit., blz. 28. (170) |
624 |
P.C. Hooft aan Anna en Tesselschade Roemer Visschers. 20 juni 1621. (174) |
628 |
P.C. Hooft aan Anne R.V. 11 juli 1621. Hierin in r. 6 het 31/2 eeuw verborgen gebleven ‘Jooltje’. Drukkers signatuur werken. (176) |
633 |
Tesselschade aan P.C. Hooft. juli 1624. (206) |
649 |
P.C. Hooft aan Anna R.V. 1624. Het nummer van de brief in Werken (1671) ‘12’ en het opschrift zijn toegevoegd door Brandt. Paginering ‘45’ van onbekende hand (zetter?). Datering ‘1620’ toegevoegd door Brandt, doorgehaald en vervangen door ‘1624’ door A.H.H. De drukkerssignatuur ‘Kk 5/17’ bewijst dat ook deze originele brief voor de druk der Werken ter zetterij geweest is. (208) |
| |
| |
680 |
Eerste bewaarde brief aan een niet genoemde vrouw (Ital.). Minuut van 24 nov. 1625. Links boven een onduidelijk nummer ‘12’, vlg. blz. 530. (221) |
691 |
Adr. van Blijenburgh aan P.C. Hooft. Dordrecht 18 maart 1626. In margine ‘... 451’, d.i. de blz. waarop deze brief, onder de bijlagen, voorkomt in deel I van de ed. v. Vl. (zie de opm. bij blz. 530. (231) |
712 |
P.C. Hooft aan Nic. van Reigersbergh. Ongedateerde minuut, tweede van de 7 Franse brieven aan v.R. over een herstel van de Remonstranten. Boven de tekst met onbekende hand (Spex?): ‘Eigenhandige brieven van den Ridder Pieter Kornelisz. Hooft.’ (247) |
715, 718, 720 |
P.C. Hooft aan E. Hellemans. 27 aug. 1627. Vgl. de commentaar. (264) |
750 |
S. Huygens-van Baerle aan P.C. Hooft. Den Haag 20 sept. 1627. Links boven, van dezelfde hand als de aantekeningen op blz. 530, 680, 691: ‘na 173’, hetgeen verband legt met de ed. v. Vl., want deze brief is het antwoord op v Vl. 173. (270) |
770 |
P.C. Hooft aan C. Barlaeus (Lat.). 17 nov. 1627: Hooft bedankt voor Barlaeus' gelukwens bij zijn huwelijk (272). Ongetwijfeld is er een eerder klad geweest. Boven links ‘No 153’ (Hu.). (273) |
777 |
Sir Charles Morgan aan P.C. Hooft. Naarden 6 sept. (1629). Daar Hooft geen Engels kent schrijft de generaal zijn beste Frans. (329) |
786, 790 |
P.C. Hooft aan J. Baak. Eerste (bewaarde) brief, van 8 apr. 1629. De bovenste regels (opschrift) en het nummer 31 zijn van de hand van Brandt. De twee omramingen van stukken tekst met de tekens ernaast die ‘weglaten’ betekenen, zijn gezet met het rode krijt van A.H.H. (298) |
800, 802 |
Vondel's vertaling van Barlaeus' Latijnse brief van 12 maart 1630. Hij bevat twee passages die in Brandt's uitgave van de Latijnse tekst (C. Barlaei Epistolarum Liber 1677 no 133) ontbreken, vgl. de commentaar. (349) |
820, 822, 823 |
Drie bladzijden uit de polemiek van Huygens en Hooft over het metrum. |
|
|