De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 745]
| |
326 (P.C. Hooft aan J. Baek.)1 Monsr et frere,
2 Mij is leedt dat de Fransche tijdingen zijn gekomen alsGa naar eind2 3 moustarde apres disnè: Te meer, mits UE met zoo goedeGa naar eind3 4 geneghenheit zijne penne te werke stelt, om mijne onwetenheit 5 van 't geen daer omme gaet, te gemoete te koomen, met kund- 6 schap die mij niet alleen, maer ook den HH gemaghtighden 7 Hudde ende de Rijke, hier dezen morghen weder aengeweestGa naar eind7 8 zijnde, onbewust was voor een goedt deel. WantGa naar eind8 9 alhoewel de H. Oetjens met hunne EE ende eenighe ge-Ga naar eind9 10 maghtighden vande grootmo. Ed. HH. staeten van Hol- 11 landt, op gister deze plaets bezightighende, mij vertoont 12 had schrijven ujt Harderwijk ende Ujtrecht, waerin UE 13 maeren ten deele gemelt waeren, zoo hadden zij nochtans 14 geene kennisse van 't geen de H. Witz schrijft ende eenighe 15 andere bezonderheden inden uwen vervaet. Derhalven bidde, 16 alhoewel mijne HH van Amsterdam aengenomen hebbenGa naar eind16 17 mij van tijdt tot tijdt, 't geen hun verstendight wort, medeGa naar eind17 18 te deelen, UE gelieve in deze vlijt te volharden: voor- 19 nemelijk dat mij toekome, 't geen de voors Heer Wits zal 20 overschrijven aen mon frere Hasselaer, die ick achte geene 21 swaerigheit en zal maeken van opening daer af aen UEGa naar eind21 22 te doen. De kundschappen ujt Harderwijk ende Ujtrecht stem-Ga naar eind22 23 men met UE, nopende de dierte in 's vijands hejr, ende 24 dat hunne meeste spijze is versch vleesch, van 't geroofde 25 vee. 'T welk, behalven dat men 't hun ontzetten zal, zooGa naar eind25 26 ick hoope, niet wel min en kan doen, als slappe ende ongezonde 27 lichaemen maeken, zonderling, in dit heete ende weeke weder, 28 in 't welke, de onmaetigheit van water drinken, bij mangel 29 van bier, te vermoeden is datse mede niet weenighenGa naar eind29 30 zal ontstellen. De voors Heeren hadden noch, dat deGa naar eind30 31 vijandt eenen papiermolen onder Aernhem had afgebrant 32 ende daer over bij d'onze gestraft was, met verlies van 33 60 paerden, nae mijn onthoudt. De rest was te rug ge-Ga naar eind33 34 dreven. De HH Hudde ende de Rijke zijn weder naer Am- 35 sterdam gekeert, in meeninge van voor den middagh 36 noch van hunne ondervindinge rekenschap te geven.Ga naar eind36 37 De gemaghtighde vande HH staeten, zijn getrokken 38 nae den Hinderdam, om in mondtgemeenschap te komen, | |
[pagina 746]
| |
39 met de HH staten van Ujtrecht, oft hunne gemagh- 40 tighden. Hunne EE hebben mij verklaert dat over 41 gansch Hollandt tussen Maas ende Zijp, de zeste man 42 vande hujslujden opgeprest wert, met gereedschap, om 43 op een bót de gansche Westzijde vande Vecht, tussenGa naar eind43 44 hier ende Ujtrecht, ende voorts van daer tot aende Vaert 45 oft Vreeswijk te beschanssen, in voeghe dat zij met 46 een' matighe maght, tegens alle gewelt met Gods hulpe 47 zal te houden zijn. Daer wert bij verhaeldt, dat Prins 48 Mauritz h.g. wiens woorden, in 't stuk van te ver-Ga naar eind48 49 staen wat tot 's lands bescherminge dienstigh is, voor 50 wetten gehouden worden, zoude gezeit hebben, getroostGa naar eind50 51 te zijn, om de Westzijde vande Vecht ende Vaert voors, 52 alzoo bewalt zijnde, met tiendujzent man, tegens 53 de gansche werelt te verdaedighen. Men vindt hoogh- 54 noodigh, indien de vijandt dieper intrekt, dat ick den dijk 55 aen de Noortzijde van 't slot, ende aende Zujdtzijde van Mujden 56 zal doen doorsteken, ende 't een ende 't ander alzoo op een eilantGa naar eind56 57 mitsgaeders alle 't velt ende laeghe weeghen onder 58 water zetten. Doch alzoo ick tot dat ujterste niet garen 59 en zoude koomen, nochte 't beramen van 't ['t] punt van den tijdtGa naar eind59 60 daer toe, dat lichtlijk wat te vroegh oft veel te spade zijn 61 konde, op mijn oordeel laeten aenkoomen, zonder schriftelijken 62 last, hebben de voors HH gemaghtigheden van Hollandt aenge-Ga naar eind62 63 nomen, zoo lange zij in dit gewest verblijven, die zorghe 64 zelf te draeghen, ende niet te vertrekken zonder, mij, behoor- 65 lijke volmaght te doen houden. Maer, indien 't tot dien 66 noot ende 't doorsteken komt, en twijfele niet, oft zullen 67 mits behoorlijk gestijft wordende met volk ende behoeften,Ga naar eind67 68 deze plaetse, God ten voorsten, wel beschermen. Is niette-Ga naar eind68 69 min de hoope vande HH. van Amsterdam, ende de mijne 70 dat de HH staeten, nu ten tweeden maele, door de beroertenGa naar eind70 71 op de Veeluwe, dus opgewekt, deze geleghenheit beter zullenGa naar eind71 72 doen sterken, ende zulx verzien, datmen in gelijken voorvalGa naar eind72 73 den vijandt wat naeder zal moghen laeten koomen, ende 74 niet van noode hebben, zoo tijdlijk tot verwoestinge vanGa naar eind74 75 onze eighene landen, door 't water, te verstaen. Ick dankGa naar eind75 76 UE voor den overgezonden Toetsteen van State: ende verlangGa naar eind76 77 nae ledigheit om de deughd deszelven te moghen toetsen. 78 Het woord daer UE van vermaent dat gevonden wort, indeGa naar eind78 79 laetste nieuwmaere ujt Parnas, gis ick te zijn il menante, 80 dat ick vertolkt heb, de legger; meenende daermede eenen | |
[pagina 747]
| |
81 persoon erghens leggende om koop oft anderen handel te drijven. 82 Ga naar margenoot+ Ick heb 't in de Woordboeken niet konnen vinden. Doch en heb 83 mijn voorneemste Woordboek, oft Woordenaer hoe men 't 84 op Dujts heeten wil, niet hier. De Fransche HistorienGa naar eind84 85 vande laeste beroerten aldaer, gedenken van een 86 Ga naar margenoot+ spiegelschrift genaemt Dialogue entreGa naar eind86 87 le menant et le maheurtre. Ende gedenkt mij wel, datGa naar eind87 88 ick geen van bejde deze woorden, zelfs in den Franschen 89 woordenaer heb konnen opspeuren. Indien UE 90 broeder oft ijemant anders mij hier in licht weet te geven, zal 91 mij daerover verplicht houden, ende hiermede UE 92 Monsr et frere, den almoghenden, met Joffre ma soeur, 93 ende alle die UEE lief zijn, Gode bevelen, nevens hartlijke 94 groete ende gebiedenis van
96 Vanden Hujze te Mujden, 97 den laesten Julij. 1629. 97 UE 98 gansdienstwen broeder 99 P C Hóóft.
100 Deze gereedt zijnde om te slujten, ontfang ick de nevens- 101 gaende ujtschriften van brieven, mij door Burgermren vanGa naar eind101 102 Weesp toegezonden, die dezelve van Ujtrecht gister avont 103 laet ontvangen hebben. Zij zijn alle van den 18 ende 19, oudenGa naar eind103 104 stijls. Dat men de verbijstertheit, waer van de laeste spreekt, 105 overgekomen is ende d'orde plaets neemt, is een gewenschteGa naar eind105 106 tijdinge, gelijk mede de toescheut van hulpe ujt verschej-Ga naar eind106 107 dene gewesten. Maer dat 's vijands pakkaedje ende zooGa naar eind107 108 veel geschuts zijn gros achterhaelt heeft, een teken datGa naar eind108 109 niet en denkt te aerzelen, ten zij hij door klem van nóótGa naar eind109 110 gedreven werde. Alles is in Gods handt, die 't beste den Vae- 111 derlande ende ons allen verleene. Amen. 112 UE gelieve mijn Heer den Generael dienstelijk te groetenGa naar eind112 113 ujt mijnen naeme ende aen te zeggen dat ick eergister zijner. Ed. 114 Gestr. heb geschreven. Mon. frere Hasselaer zij insgelijx gegroet. | |
[pagina 748]
| |
Hooft bedankt voor de laatste nieuwsberichten, die vooral voorzover ze van Wijtz afkomstig waren, ook voor de gevolmachtigden van Amsterdam die Muiden telkens bezoeken, nieuw waren. Hooft verzoekt Baak hem te blijven verwittigen, vooral van hetgeen Wijtz aan Hasselaer schrijft, waartegen deze wel geen bezwaar zal hebben. De berichten van de Veluwe zijn, wat de approviandering betreft, ongunstig voor de vijand. Hooft vertelt, welke maatregelen er genomen zijn en zullen worden om de linie Muiden-Utrecht-Vreeswijk te versterken. De beslissing over het doorsteken van de dijken bij Muiden heeft men aan hem willen overlaten, maar hij heeft schriftelijke volmacht bedongen. Hij hoopt dat de Vechtstelling beter voorzien zal worden, zodat men niet zo vroeg behoeft te inunderen. Hij geeft een taalkundige toelichting bij een vroeger gestuurde vertaling van Boccalini en komt in een post scriptum nogeens op zojuist ontvangen actueel nieuws terug. Utrecht is over de paniek heen, maar de vijand trekt zijn tros aan, wat op oprukken wijst. Amersfoort gaf zich bijna zonder verzet over. |
|