De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 647]
| |
274 (C. Huygens aan P.C. Hooft.)1 Mijn Heere;
2 U.E. handele genadigh met eenen willighen schuldenaer. Inden 3 drangh van allerleij hoofsche ende huysselicke tijdspillingenGa naar eind3 4 die mij selden bedaren laten, ende noijt recht tot mij selvenGa naar eind4 5 komen, hanc etiam vix Tityre duco. Plicht noch genegentheitGa naar eind5 6 hebbe ick hier voldaen. U.E. versekere sich dan maer van deGa naar eind6 7 laeste, ende ontfange daervan in 'tgoede den toewensch vanGa naar eind7 8 allen hooghen heil ende eewelick wel wesen. Dats de meeningeGa naar eind8 9 alleen van dit rouwe gedicht, Kan U.E. soo veel goudsGa naar eind9 10 uijt mijn assen louteren, ick salder te geruster op hopen de eereGa naar eind10 11 ende naem te mogen behouden van, 12 Mijn Heer;
13 Haestigh, Inden Haghe 14 den 27en Novemb 1627. 14 U.E. dienstwilligste 14 Vrund: 15 CHuygens. 16 Mijne lieve wedergade besegelt dese verklaringe aen U.E.Ga naar eind16 17 ende, merghen, de sijne, met haere volkomene toestemminge,Ga naar eind17 18 ende aenbiedinge van onsen gemeenen dienst ende Vrundschap.
Huygens zendt een latijns gedicht als gelukwens bij het huwelijk en verontschuldigt zich met tijdgebrek voor de slechte kwaliteit (In secundas nuptias P.C. Hoofdij et Leonorae Hellemans.) |
|