De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 451]
| |
186 Aen den Adt Fiscael N. van Kinschot.1 Ed. etc.
2 Seker gevangen, onder den gerechte van 't Bijdelmeer, genaemtGa naar eind2 3 Samuel Danens sonder eenighe tortujre bekent hebbende dat hij 4 heeft geholpen tot het gieten van ses oft seven schellingen ende on- 5 trent 100 dubble stujvers van tin ende coper, ende van 't selve geldtGa naar eind5 6 een deel wtgegeven, gelijck UEd breeder in de bijgevoeghde stuc-Ga naar eind6 7 ken sal kunnen speuren: daer nae weder ontkent het maecken der 8 schellingen daermede belastende eenen gevangen tot Rotterdam, 9 die 't loochent, doch persisterende bij dat vande dobble stujvers; 10 waer aen ick meende zonder hem door torture naeder te parssen 11 stofs genoegh te hebben om te contenderen tot straffe met der doodt 12 ende confiscatie, soo hebben schepenen geconsuleert met rechts- 13 geleerden ende tot advjs becomen dat zij den delinquant souden 14 hebben te condemneren tot geesseling brandmerk ende bannisse- 15 ment etc. 'T welck ick om d'importantie van 't stuck <,> sonder- 16 ling[,] in dese conjuncture van tijde ende verloop der munte, UEd.Ga naar eind16 17 wel heb willen verwittighen ten einde deselve raedsaem vindendeGa naar eind17 18 van 't verwachte vonnis te appelleren, moghte in tijds ordre stellen 19 om sulx ten daeghe van rechte, (dese om de koomst van den scherp- 20 rechter sal sijn op dinxdagh naestcomende) te laeten geschieden op 21 naeme vanden H. Procureur generael. Want alsoo ick nocht bij 22 commissie nocht bij instructie mij tot appel verplicht ende quaelijckGa naar eind22 23 bevinde bij dat van Naerden UEd. bekent, soo en soude 't niet kun-Ga naar eind23 24 nen verstaen op mijnen naeme te doen. Te min dewijl de gevangenGa naar eind24 25 is een arm man belast met hujsvrouw ende vijf kleene kinderen; en- 26 de voor dit fajt van wtnemenden goeden getuighenisse, ook 't geldtGa naar eind26 27 bij hem wtgegeven soo quaelijck geconterfejt dat het bij meest eenGa naar eind27 28 ijder is gewraekt ende geweighert: in maniere meenighte van eer-Ga naar eind28 29 lijcke lujden soo van Wtrecht als Weesp voor hem sijn intercede-Ga naar eind29 30 rende om een gratieuse straffe. Waer aen ick hoope de Heeren van-Ga naar eind30 31 den Hove ende UEd. oock sullen genoeghen: ende spoedigh ant- 32 woordt verwachtende, sal deselve Ed. etc. den almoghende in 33 schut ende scherm bevolen laeten, nevens hartlijcke groete ende 34 gebiedenis van 34 UEd. 35 Weldienstwen 36 P C Hóóft. 35 Zeer haestigh vanden Hujse te 36 Mujden, den 17en Junij a 1622. | |
[pagina 452]
| |
Een inwoner van de Bijlmermeer heeft munten vervalst. Hooft meent gegevens genoeg te hebben om de doodstraf met verbeurdverklaring van goederen te eisen. Schepenen van Naarden hebben advies van juristen ingewonnen en menen te moeten veroordelen tot geseling, brandmerken en verbanning. Hooft vraagt de advocaat-fiscaal of die daarvan in appèl zal gaan, zo ja, dan moet de procureur-generaal dat maar doen want Hooft is er niet toe verplicht en een vorig geval (vgl. 147) is hem slecht bekomen. Daarop volgt een opsomming van verzachtende omstandigheden en het advies om een zachte straf op te leggen, waar de publieke opinie ook voor pleit. De brief is een meesterstukje van ambtelijke diplomatie. Hooft wil de doodstraf niet, maar moet zich dekken tegen verdenking van slapheid, want muntvervalsing gold als een uiterst zwaar misdrijf. Hij eist daarom de doodstraf wel, wetende dat schepenen die niet zullen opleggen, en tekent geen appèl aan; hij laat dit, onder het maken van bezwaren en het pleiten van verzachtende omstandigheden, aan de advocaat-fiscaal over. Aan wie hij te verstaan geeft dat het om humane redenen maar achterwege moet blijven. |
|