De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 278]
| |
100 Aende Heeren Gecommitteerde Raeden vande Staeten van Hollandt etc.1 Edele etc
2 Onlanx t'mijner kennisse gecomen sijnde hoe dat door 't beroe- 3 pen des Predicants van den Dorpe Hujsen in Goeijlandt totGa naar eind3 4 Bolswaerdt in Vrieslandt, die plaetse in mijn quartier was 5 geraeckt te vaceren, soo heb ick op den xxven laestleden den 6 schout ende gerechten vande selve aengeschreven dat zij in 7 't verkiesen van eenen nieuwen dienaer des H Evangelij haer 8 souden nevens mij hebben te reguleren in conformité van 't 9 tweede artikel der kerckelijcke ordonnantie van den jaereGa naar eind9 10 1591 mij bij UEd. Mogh. missive vanden 22en Decemb 11 a 1615 te dien einde gesonden waer wt ick henlieden extract 12 over schicte. Ende is mij ten selven daeghe wt naeme van 13 schout ende buirmr geantwoort dat overmits d'absentieGa naar eind13 14 van eenighe der gerechten zij voor dien tijdt geenen daghGa naar eind14 15 op mijn versoeck hadden connen raemen om in die besoigne teGa naar eind15 16 treden, maer t selve in tijds te sullen naer comen ende haereGa naar eind16 17 gemeente d'ordre vande Ed. Mogh Heeren Staeten niet te buiten 18 gaen. Zedert om sekere mijne affajren op gister den xxvijen 19 ontrent twee wren hier t'Amsterdam gecomen zijnde soo hebben 20 haer ontrent een wre daerna[.] bij mij vervoeght de Predican- 21 ten deser stede Hallius ende Plancius nevens den geenen die 22 tot noch toe tot Huisen voorschreven gestaen heeft: ende 23 getracht mij te diverteren vant bovengemelde voornemen metGa naar eind23 24 verschejden redenen bij henlieden geacht daer toe te dienen. 25 Waerop ick hen t'antwoorde gaf, 't en waere mij geenssins 26 te doene om ijemandt tot den dienst des Woords aldaer te vor-Ga naar eind26 27 deren die d'eenvoudighe hujslujden ontrusten mocht met hoogh- 28 loopende questien dewelcke (nae 't gevoelen van wederzijden) 29 sonder perikel vande zaelichejdt geignoreert niet sonderGa naar eind29 30 perikel vande selve (overmits d'ongewishejt des menschlijck 31 begrips) gescruteert conden werden, maer om naer te comenGa naar eind31 32 d'ordre van mijne Heeren ende meesters. Ende gemerckt de 33 verkiesinge te doen bij 4 gecommitteerde van de regeringe 34 nevens drie oft vier van 't Classe tot meer authoriteit des-Ga naar eind34 35 selfs was streckende als 't beroep voor heenen gedaen bijde 36 dorpkercke alleen; dat haer gelieven soude te letten oft niet 37 beter en waere der Hoghe Overichejdt gunste te demereren metGa naar eind37 38 willighe concessie vant geene t'haeren eighenen aensien diende,Ga naar eind38 39 als deselve, sonder vorderen, te irriteren. Dat ick mij oockGa naar eind39 | |
[pagina 279]
| |
40 sterck maeckte de saecke wel sulx te beleiden dat onder deGa naar eind40 41 commissarisen egeene vijanden vande gereformeerde religieGa naar eind41 42 ('t welck zij scheenen te apprehenderen) en souden werden ge-Ga naar eind42 43 authorizeert. Doch wierdt eintlijck bij Hallium verclaert, 44 de consequentie saghe te ver ende 't Classis en soude sich opGa naar eind44 45 die saecke niet naerder bedencken, wilden mij daeromme gebeden 46 hebben het bijden ouden te laeten ende dat de kerke van Huj- 47 sen met de beroepinge die besloten doch noch niet geeffectu-Ga naar eind47 48 eert en was op den predicant van Waeverveen sorterende onderGa naar eind48 49 't selve Classe, moght voortsvaeren. Het welcke ick expresse- 50 lijck verboden heb te doen, maer hen tot afschejdt gegeven 51 ick wilde mij op de saecke wel naerder bedencken ende mijn 52 resolutie in tijds laeten weten. Nu ist zoo dat onder andere 53 objectien geurgeert wordt de inhoudt vande 2 resolutien ge-Ga naar eind53 54 tekent Nuo 3o bij de missive vanden 22 Decemb ao 1615 55 voorsejdt overgesonden wesende relatif tot de kerkenordeningGa naar eind55 56 vanden jaere 1591 ende luidende dat deselve sal werden geprac- 57 tiseert in alle steden, heerlijckheden ende dorpen daer 't 58 goedt gevonden wordt. Sulx men daer wt sustineer[.] dat het denGa naar eind58 59 Hooftofficieren Schouten ende Gerecht[..] vande dorpen soude 60 vrij te staen de selve kerkenordre wijders nie[.] te achtervolghenGa naar eind60 61 als haeren goeden raedt gedraeght. Welcke interpretatie alsooGa naar eind61 62 zij mijn persoon alleene schijnt te exposeren aen d'odieus- 63 hejdt daer de verandering mede belast wordt: soo is mijn reverent 64 ende onderdanigh versoeck U Ed. Mogh. gelieve wt haer authoritejt 65 mij te prescriberen sulx mij in desen sal staen te doen oft teGa naar eind65 66 laeten, ten einde ick behoudens 't schuldigh respect van UweGa naar eind66 67 Ed. Mogh. indien de gerechten van Hujsen des gesint zijn, de sake 68 laete berusten, oft, anderssins, hebbe waermede ick mij solide-Ga naar eind68 69 lijck jegens de ingruerende opspraecke ende calumnien versettenGa naar eind69 70 moghe. Verwachtende hierop spoedigh antwoordt van Uwe Ed. 71 Mogh. sal deselve 72 Hiermede 73 Edele etc. naer mijne ootmoedighste gebiedenissen bevelen 74 in schut ende scherm des alderhooghsten die haer regeringe 75 altijds meer ende meer gelieve te zegenen. 76 Geschreven in Amsterdam desen 28en Octob. 1616.
77 UEd. Mogh. 78 Onderdaenste Dienaer. | |
[pagina 280]
| |
Hooft heeft aan de overheid van Huizen geschreven dat bij het beroepen van een nieuwe predikant gehandeld moet worden in overeenstemming met de Kerkelijke Ordonnantie van 1591, waarop Gecommitteerde Raden bij missive van 22 december 1615 (verg. 86) hebben aangedrongen. Huizen heeft sedert beloofd dit te zullen doen. Daarna hebben de Amsterdamse predikanten Hallius en Plancius en de van Huizen vertrekkende predikant Hooft bezocht en gepoogd hem te overreden, het beroep als vroeger door de kerkeraad te doen geschieden. Een van hun argumenten is, dat bovengenoemde missive aan de baljuwen en andere overheidspersonen de vrijheid schijnt te laten, de Kerkelijke Ordonnantie in dit opzicht wel of niet toe te passen. Hooft heeft geweigerd, maar verzoekt nadere instructie, omdat hij het odium van een door de meerderheid zijner onderhebbenden niet gewenste verandering niet persoonlijk meent te behoeven te dragen. |
|