De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 180]
| |
48 Viro Amplissimo et Nobilissimo Dno Petro Hooft arcis Mudenae praefecto et territorij ejusdem satrapae, domino et amico meo summe colendo. Mudam.(Hooft: Ontfangen 29 Jan.: 1613.)
1 S.D.P. 2 Domino meo observando et 3 amico colendo.
4 Veritus fuissem te interpellare et molestiam tibi 5 occupatissimo exhibere, nisi sepius spectata tua 6 humanitas, morum suavis elegantia, et singularis erga 7 me affectus excussissent mihi hunc scrupulum: Et 8 ne te teneam per longa exorsa, habe quod res est: 9 ante pauculos dies intellexi ex Abrahamo Lussio veteriGa naar eind9 10 meo amico desiderari à te secretarium oppido Wesopio, 11 et commendatum tibi de nota meliore nostrum 12 D Wilhelmum Catsium J.U.D. gratissimus mihi fuitGa naar eind12 13 Lussij affectus erga juvenem inculpatissimis moribus 14 honesta et patricia prosapia prognatum, quod ad 15 profectum in studijs attinet, habe pro certo eum 16 tam strennue et graviter studio juris operam navasse 17 ut pares non habeat, praxin adjunxit per annos 18 aliquot, et si manum admoverit, certissimum est 19 eum expeditè quidvis praestiturum, meretur 20 optiums juvenis promoveri, quô studiorum suorum 21 messem aliquam percipere, et afflictîs familiae suae 22 rebus peneque submersis tabulam mento supponere 23 possit, certo mihi persuasum habeo eum non modo 24 oppido bonam operam posse praestare, sed etiam tibi 25 gratissimum fore et valde commodum in juris studio 26 manuductorem, in quo intelligo te desudare quantum 27 permittunt a publicis curis ocia. Rogo te obnixeGa naar eind27 28 Domine et amice colende ut meae commendationis 29 pondus aliquod apud te fuisse amicus noster sentiat, | |
[pagina 181]
| |
30 quod si me hoc beneficio affeceris ut eum alijs 31 competitoribus forte praetuleris, divinctum me aliàs 32 nunc ad omnia obsequia officia et studia promptissimum 33 et ad nutum obtemperantissimum esse experiere, fac 34 modo periculum, et si fallo nbsp; 35 Tunc pater omnipotens adigat me fulmine ad UmbrasGa naar eind35-36 36 Pallentes Erebi. nbsp; 37 Salve et vale amice et domine colende ex voto nbsp; 38 Tui Nexi 39 Pijnacker nbsp; 40 Ex musaeo nostro ad 41 XX Januarij 1613
vertaling
Ik zou geschroomd hebben u te storen en u, die het reeds zo volhandig hebt, last te veroorzaken, zo niet uw herhaaldelijk beproefde minzaamheid, de fijne beschaving van uw vormen, en uw unieke genegenheid jegens mij deze angstvalligheid geheel van mij hadden afgeschud. En om u niet op te houden door languitgesponnen inleidend woord, zie daar, wat de zaak is: voor luttele dagen verstond ik van Abraham Lussius, mijn ouden vriend, dat door u gezocht wordt een secretaris voor de vestingstad Weesp en dat u is aanbevolen onze Heer Willem Cats, doctor in het oud recht. Zeer aangenaam was mij Lussius' genegenheid voor den jongeman, iemand met een onkreukbaar karakter, uit een goede, patricische familie geboren. Wat zijn vorderingen in de studiën betreft, wees ervan verzekerd, dat hij flink en serieus zich op de studie van het recht heeft geworpen, dat hij zijns gelijken niet heeft; praktijk heeft hij gedurende een aantal jaren daaraan toegevoegd, en het is volstrekt zeker, dat, als hij ergens de hand aan slaat, hij slagvaardig wat ge maar wilt zal verrichten. De brave jongeman verdient te worden gepousseerd, opdat hij daardoor van zijn studiën enigen oogst kan binnenhalen, en aan het in nood verkerende en bijna in de diepte verzonken familievermogen een reddingsplank onder de kin kan schuiven. Ik ben er stellig van overtuigd, dat hij niet alleen de vestingstad goede diensten zal kunnen bewijzen, maar dat hij ook u zeer welkom zal zijn en een zeer geschikt leidsman in de studie van het recht, waarop, naar ik begrijp, gij zit te zweten voorzover de vrije tijd, dien de openbare plichten u laten, het u vergunt. Ik verzoek u met klem, mijn Heer en te vereren vriend, dat onze vriend moge bemerken, dat mijn aanbeveling bij u enig gewicht in de schaal heeft gelegd. Ja, als ge me die vriendelijkheid bewijst, dat ge hem boven andere sollicitanten eventueel verkiest, zult ge ervaren, dat ik, anders toch al hecht verbonden, nu tot alle attentie, beleefdheid en gunstbetoon vol- | |
[pagina 182]
| |
vaardig en op een wenk tot dienst bereid ben; neem slechts de proef; en stel ik teleur, dan Stote d'almachtige vader mij neer met zijn schicht naar der schimmen Vaalbleek volk in den poel. Gegroet, het ga u wel, vriend en te vereren Heer, naar den wens van den U verknochten
C. Pijnacker.
Uit mijn Muzentempel op 20 januari 1613. |
|