| |
III • ‘De lente komt van ver’ De tweede helft van de negentiende eeuw
Inleiding
Een beknopt historisch overzicht geeft Speet 2007. Daarin is veel aandacht voor de grondwet van 1848, de Schoolstrijd en Abraham Kuyper als politicus. Over Thorbecke zie Aerts 2018. De koningsbiografieën over Willem ii (Van Zanten 2013) en Willem iii (Van der Meulen 2013) geven verdere verdieping. Grever 1999 bespreekt de regeringsperiode van Wilhelmina vanuit een genderperspectief. De landschappelijke veranderingen als gevolg van industrialisering en de opkomst van de spoorwegen komen aan bod in Van der Woud 2006. Literaire ontwikkelingen zijn beschreven door Van den Berg & Couttenier 2009. Het leven en werk van Alberdingk Thijm staan centraal in Van der Plas 1995. Leuker geeft een inhoudelijke analyse van zijn werk. Over de wijze waarop de Tachtigers het beeld van de negentiende-eeuwse dichtkunst hebben bepaald zie Mathijsen 1992 en Oosterholt 2005. Over de reis van HaverSchmidt naar Zwitserland, zie Honings 2006. De zeventigste verjaardag van Nicolaas Beets komt aan bod in Honings 2016, 259-320
| |
15 • De koloniale idealist
De werken van Jacob Haafner zijn uitgegeven door J.A. de Moor en P.G.E.I.J. van der Velde (Haafner 1992-1997). In 2011 verscheen een door Thomas Rosenboom bewerkte editie van Haafners Reize in eenen palanquin onder de titel Exotische liefde. De biografie van Haafner is geschreven door Van der Velde 2008. Zie over leven en werk van Haafner ook Van den Berg & Couttenier 2009, 120-124 en Van Zonneveld 1998. In het kader over sporen van het kolonialisme wordt verwezen naar Stoler 2016. Leven en werk van Justus Gerardus Swaving staan centraal in Bloemgarten 2015 en Bloemgarten 2018. Over Saartjie Baartman zie onder meer Holmes 2007. Over Multatuli en zijn Max Havelaar (1860) is een kleine boekenkast volgeschreven. Over Multatuli's leven zie Van der Meulen 2003. Over de structuur van de roman zie Sötemann 1981. In 2018 verscheen, als uitgave van het tijdschrift | |
| |
Indische Letteren, een bundel met nieuwe perspectieven op Douwes Dekker en zijn werk: Honings, Bel & Grave (red.) 2018. De populariteit van Beecher Stowe's roman Uncle Tom's Cabin komt aan bod in McFadden 1997, 67-76.
| |
16 • De voordrachtskunstenaar
Cor Smit en Korrie Korevaart hebben in 2008 een editie van Cremers Fabriekskin-deren uitgebracht (Cremer 2008). Zijn Over-Betuwsche Vertellingen zijn uitgegeven en toegelicht door Henk Eijssens (Cremer 1985). Ter gelegenheid van de onthulling van een bronzen beeld in Driel in 2018 verscheen de gelegenheidsuitgave Jacob Jan Cremer (Coenders e.a. 2018). Het fenomeen van de uiterlijke welsprekendheid (‘de orale cultus’) is onderzocht door Van den Berg 1984. Specifiek over de negentiende-eeuwse rederijkersmakers, zie Westers 2003. Over de voordrachtskunst van HaverSchmidt is een themanummer verschenen van De Negentiende Eeuw 18 (1994), ingeleid door Peter van Zonneveld. Mathijsen beschrijft daarin de rol van HaverSchmidt als verteller. Moderne edities van de verhalen zijn HaverSchmidt 1994a en 1994b. De voordrachten van De Génestet komen aan bod in Mathijsen & Eijssens 2011 en die van Mina Kruseman in Mooij 2013. Over de tournees van Multatuli, zie Maas 1982, Maas 1986 en Van der Meulen 2003. Over de inkomsten van negentiende-eeuwse schrijvers in het algemeen, zie Kuitert 1994.
| |
17 • De dominee-dichter
Over de dominee-dichter als fenomeen zie Bos 1997 en Van den Berg & Couttenier 2009, 502 e.v. Over de poëzie van zeventiende-eeuwse gereformeerde predikanten: Stronks 1996. Korteweg & Idema stelden in 1978 een bloemlezing samen uit de gedichten van de dominee-dichters Beets, Hasebroek, Ter Haar, Ten Kate en Laurillard. Over Ten Kate zie onder meer Korteweg 2013; een inleiding op het werk van Guido Gezelle bieden Van den Berg & Couttenier 2009, 390-396 en 639650; over Gezelles leven zie Couttenier 2013. Over het gedicht ‘De vrede graast de kudde voort’ van Ter Haar zie Praamstra 2004. Over leven en werk van Gerrit van de Linde alias De Schoolmeester zie De Schoolmeester 1987. Voor een editie van zijn gedichten: De Schoolmeester 1979. De wetenschappelijke editie van Snikken en grimlachjes van Piet Paaltjens bevat veel literair-historische achtergrondinformatie: Paaltjens 2003.
| |
18 • De criticus
Over de algemene werkwijze van negentiende-eeuwse tijdschriften inzake recensies zie De Kruif 2006 en Streng 2017. Voor een uitgebreide studie van De Gids zie Aerts 1997. De redactiewerkzaamheden van Potgieter en Huet komen daarin ook uitgebreid ter sprake. Huets verzamelde kritieken zijn gebundeld in Litterarische fantasien en kritieken. Huets kritieken zijn voorwerp van studie in Praamstra 1991, die hem als een wegbereider van de Tachtigers kenschetst. Praamstra 2007 | |
| |
schreef ook een biografie over Busken Huet. Over De Nieuwe Gids zie Anbeek 1999, 28-32. Lodewijk van Deyssels leven is uitgebreid gedocumenteerd door Prick 1997 en 2003. Hij stelde ook een bloemlezing uit diens scheldkritieken samen: Van Deyssel 1979. De activiteiten van Catharina van Rees als recensente komen aan bod in Jensen 2005. Over de kritieken van Moens als eerste vrouwelijke recensent van Nederland zie Jensen 2000. Het leven en de geschriften van Melati van Java komen aan bod in Van de Loo 2016.
| |
19 • De tachtiger
Een inleiding op de Beweging van Tachtig bieden Van den Berg & Couttenier 2009, 571-585, Anbeek 1999, 21-38, Van Halsema 1993, Luger e.a. (sam.) 1982 en Brandt Corstius 1968. Over de ideeën en publicaties van de Tachtigers zie Van Halsema 2010 en, in mindere mate, Slijper 2017. Het leven van Willem Kloos is recent beschreven door Slijper 2012 en Janzen & Oerlemans 2017. Kloos' weduwe schreef eveneens een biografie over haar man: Kloos-Reyneke van Stuwe 1947. De meest recente editie van Kloos' poëzie is verzorgd door Janzen & Oerlemans (Kloos 2017). Eerder verzorgde onder meer Harry G.M. Prick bloemlezingen uit het werk van Kloos (Kloos 1980 en Kloos 1986). De wetenschappelijke editie van de gedichten van Jacques Perk is verzorgd door Fabian Stolk (Perk 1999). Een nog altijd lezenswaardige biografie van Perk schreef Stuiveling 1957. Het leven van Hélène Swarth is beschreven door Brouwers 1985 en 1987. Over De Nieuwe Gids zie Stuiveling 1981 en Winkels e.a. 1985. Over de ontmoeting tussen Kloos en Verlaine zie Timmerman 1983 en Verlaine 1978. Leven en werk van Gorter zijn beschreven door Endt (sam.) 1986 en Brandt Corstius 1934. De wetenschappelijke editie van Gorters Mei is verzorgd door Enno Endt en Mary Kemperink (Gorter 2002), die van de Verzen door Endt (Gorter 1978). Over het schokeffect van Gorters Verzen zie onder meer Goedegebuure 2014. Over het sensitivisme in bredere zin: Anbeek 1999, 57-74, Kemperink 1988 en Van Halsema 2006. Voor inleidingen op het auteurschap van Perk, Kloos en Verwey zie Van den Berg & Couttenier 2009, 587 e.v.
| |
20 • De naturalist
Een goede inleiding op het naturalisme in Nederland bieden Bel 2015, 90-129, Anbeek 1999, 39-56, Anbeek 1993, Anbeek 1982 en Kemperink 1984. Over de omslag van idealisme naar naturalisme zie Anbeek & Kloek 1981a en 1981b. Over Busken Huet als voorloper van het naturalisme zie de biografie van Praamstra 2007, 438-445; Praamstra 1991, 229-237. Zie ook de editie door M.H. Schenkeveld: Busken Huet 1981. Over de roman in relatie tot de burgerlijke leescultuur zie De Vries 1999. Mathijsen bespreekt in haar biografie over Jacob van Lennep de roman Klaasje Zevenster (Mathijsen 2018, 487-495). Eerder schreef ze al over deze ‘schokkende’ roman in Mathijsen 2014. Medische theorieën in relatie tot de naturalisti | |
| |
sche roman worden besproken door Kemperink 1993. Over naturalistisch toneel: Kemperink 1991 en 1995. Over de literatuur van het fin de siècle: Kemperink 2001; Bel 1993. Over Couperus is een kleine boekenkast volgeschreven. Over zijn leven zie Bastet 2005. De stille kracht staat centraal in Praamstra 2014 en Bel 2015, 31 40. Over Emants' levensvisie: Boerwinkel 1981. Een liefde komt ter sprake in de biografie die Prick 1997 over het leven van Van Deyssel tot 1890 schreef; Prick verzorgde ook een editie van de roman. Over de receptie van die roman zie Beekman 1971-1972. Zie ook Bel 1993, 51-54.
| |
21 • De feminist
Voor de opkomst van het feminisme in Nederland en de algemene ideeënvorming van voor- en tegenstanders zie Jansz 1990. De rol van vrouwenbladen tijdens de eerste feministische golf wordt beschreven in het proefschrift van Jensen 2001. Grever en Waaldijk 1998 belichten de totstandkoming van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1998. Leven en werk van Mina Kruseman komen aan bod in Mooij 2013, haar jaren in Nederlands-Indië worden toegelicht in Praamstra 2003. Leijnse 2015 beschrijft het leven van Cécile de Jong van Beek en Donk, haar roman Hilda van Suylenburg en de relatie tot het werk van Couperus. De werkwijze van Couperus komt eveneens aan bod in Van Vliet 1996. De internationale context, onder meer de invloed van George Sand in Nederland, wordt besproken in Van Dijk 2004 en Van Dijk 2010. In hoeverre Bosboom-Toussaint feministische ideeën uitdroeg in Majoor Frans is onderwerp van discussie in Van der Wiel 1993 en Schenkeveld-van der Dussen 1996b. Over de geschiedenis van de Nederlandse damesleesmusea zie Duyvendak 2003.
|
|