| |
I • ‘Vrijheid, blijheid, lust van 't leven’ De tweede helft van de achttiende eeuw
Inleiding
Voor een algemeen historisch overzicht van de politieke, sociale en culturele ont-wikkelingen in de achttiende eeuw, zie Paasman 1986, Johannes 1997 en Wilschut 2008. De achttiende-eeuwse stadhouders worden op een beknopte en toegankelijke wijze geïntroduceerd in Schutte 1999. Over de politieke twisten tussen orangisten en patriotten, zie Rosendaal 2005. Over de (radicale) Verlichting en het wijsgerige gedachtegoed van onder meer Descartes, Locke en Spinoza, zie Israel | |
| |
2001. De overwegend conservatieve Nederlandse reacties na de aardbeving van Lissabon worden besproken in Buisman 1979 en D'Haen 2006. Een cultuurhistorisch overzicht van de Verlichtingsdebatten in Nederland biedt Buisman 1992. De Verlichting in de Nederlandse literatuur komt ter sprake in Hanou 2002, met name 9-25, en Leemans & Johannes 2013. De infrastructurele en culturele ontwikkelingen worden in een meer algemene zin behandeld in Kloek & Mijnhardt 2001. Specifiek over de opkomst van het tijdschrift, zie Johannes 1995. Nieuwe perspectieven op het Nederlandstalige epos in de tweede helft van de achttiende eeuw worden geboden in een themanummer van Spiegel der Letteren (Jensen 2018). Over de ontwikkeling van het vrouwelijk schrijverschap in deze periode, zie Van Gemert 1995. Specifiek over Petronella Johanna de Timmerman zie Buijnsters 1986 en Jensen 1997. De Nederlandse liederenbank (www.liederenbank.nl) van het Meertens Instituut biedt een grote collectie achttiende-eeuwse liederen.
| |
1 • De Spectator
Een handzaam overzicht over de opkomst en bloei van het spectatoriale tijdschrift in het achttiende-eeuwse Nederland geeft Buijnsters 1991. De wijze waarop sekse, gender en emoties binnen dit genre een rol spelen is onderzocht door Sturkenboom 1998. Over het aandeel van vrouwen zie Jensen 2001, 26-52; specifiek over Moens als auteur van De Vriendin van 't vaderland: Hagen 1998 en Jensen 2001, 75-81. Meer over De Spectator der studenten is te vinden in Honings 2013. De Denker is belicht door Vuyk 2000, 74-97. Over het fenomeen van het koffiehuis zie Van der Tol 1993 en Wijsenbeek 1994. Van Effens verhaal Kobus en Agnietje verscheen in drie afleveringen in De Hollandsche Spectator, zie hiervoor de edities Van Effen 1998 en Van Effen 1999.
| |
2 • De Toneelschrijver
Recent is een nieuwe editie met inleiding en toelichtingen uitgekomen van Van Merkens Jacob Simonszoon de Ryk, verzorgd door Jensen & Van Wanrooij: Van Merken 2019. De brand en heropening van de Amsterdamse Schouwburg komen uitgebreid ter sprake in De Leeuwe 1996a. De opkomst van het vaderlands-historisch toneel in de tweede helft van de achttiende eeuw wordt beschreven in Jensen & Van Deinsen 2012. De Haas 1998 biedt een gedetailleerd overzicht van de regels van het Frans-classicistische toneel. Over De Hollandsche Tooneel-beschouwer en het ontstaan van de toneelkritiek in Nederland zie Hanou 1996. De verschillende acteerstijlen van Jan Punt en Marten Corver staan centraal in Albach 1946. Paasman 1993 behandelt toneelstukken waarin kritiek werd geleverd op het koloniale bewind, waaronder Monzongo, of de koninklijke slaaf (1773) en Kraspoekol (1800). Zie ook Adams 2017. Als voorbeeld van het politieke toneel wordt in dit hoofdstuk De Doggersbankers (1782) besproken. Een nadere analyse van dit stuk geeft Van der Haven 2013. De jojo als politiek object in relatie tot het theaterbe- | |
| |
zoek komt ter sprake in Hanou 2002, 186-202. Over de populariteit van Kotzebue in Nederland zie Groot 2000 en Van Zanten 2003. Zijn rol als kop van Jut in de Nederlandse toneelkritiek komt aan bod in Jensen 2010. Zie voor de populariteit van de actrice Johanna Cornelia Wattier: De Leeuwe 1996b.
| |
3 • De genootschapsdichter
Over het literaire genootschapsleven in de achttiende eeuw zie Mijnhardt 1987, Singeling 1991, De Vries 2001 en Leemans & Johannes 2013, 216-248. Over het literaire genootschapsleven in Leiden en de rol van auteurs als Bilderdijk en Le Francq van Berkhey daarin zie Honings 2011. Van Oostrum 1999 beschrijft het leven en werk van J.C. de Lannoy. Over het genootschap Kunst wordt door arbeid verkreegen zie Thobokholt 1983. Over de Maatschappij der Nederlands(ch)e Letterkunde toen en nu zie Van Kalmthout e.a. (red.) 2016. De Vries 1999 en Baarde Weerd 2009 schrijven over de rol van vrouwen in achttiende-eeuwse genootschappen. Over het leven en werk van Le Francq van Berkhey zie Arpots 1990; voor een bloemlezing met toelichting uit zijn werk zie Honings 2012. Het Pan-poëticon Batavûm staat centraal in Van Deinsen 2016 en 2017. Over Democriet zie Sliggers (red.) 1995; het Leidse Democriet komt ter sprake in Honings 2011, 137-142. Over de ‘evenwichtspoëtica’ en de literaire theorie van Hieronymus van Alphen zie Johannes 1997, 15-26; meer in het algemeen over de poëticale discussies in deze periode zie Oosterholt 1998. Het fenomeen van de orale cultus in het kader van genootschappelijkheid bespreekt Van den Berg 1984.
| |
4 • De politieke auteur
Over Bilderdijks leven, ook in relatie tot de patriottentijd, zie Honings & Van Zonneveld 2013. Hanou 2002 en Van Vliet 2005 hebben geschreven over de literatuur tijdens de patriottentijd. Er zijn verschillende uitvoerig toegelichte en ingeleide edities van de poëzie van Jacobus Bellamy, verzorgd door P.J. Buijnsters: Bellamy 1968 en 1994. Het leven van Bellamy is beschreven door Nijland 1917. Over patriotse stookschriften zie Van Wissing (red.) 2008. De Post van den Neder-Rhijn staat centraal in Theeuwen 2002. Over de pamflettenstrijd in de patriottentijd, in het bijzonder over de publicatie van De Oranjeboomen van Pieter Vreede, zie Honings 2011, 78-88. Over andere anti-stadhouderlijke geschriften van Vreede, met name Aan Godt, zie Altena 2014. De hertog van Brunswijk als mikpunt komt ter sprake in Honings 2011, 84 en in Klein 1995. Over Johannes le Francq van Berkhey als slachtoffer van de patriotten zie Honings 2011, 88-96. Berkhey, de hertog van Brunswijk en Kaat Mossel komen als mediaslachtoffers aan de orde in Honings 2014. Over het genre van de Robinsonade is internationaal het nodige gepubliceerd. Specifiek over Nederland gaan Staverman 1907 en Broos, Kingma & Bossers (red.) 1992. Een inleiding op het imaginaire reisverhaal in Nederland biedt Buijnsters 1969. De Reize door het Aapenland wordt toegelicht in de door Peter Al- | |
| |
tena verzorgde editie: Schasz 2016. Leven en werk van Gerrit Paape staan centraal in Altena 2012. Over het werk Zeeven dorpen in Brand van R.M. van Goens zie Buijnsters 1990.
| |
5 • De romanschrijver
Leven en werk van Betje Wolff en Aagje Deken zijn in tal van publicaties door P.J. Buijnsters toegelicht. Hij bezorgde in 1980 een editie van Sara Burgerhart voorzien van inleiding en aantekeningen (Bekker & Deken 1980), lichtte de karakteruitbeelding toe in 1971 en schreef een nog altijd veel geraadpleegde biografie: Buijnsters 1984b. Over de receptie van Wolff & Dekens werk en het voortleven ervan in de collectieve herinnering zie Altena & Everard (red.) 2004. Over de briefkenmerken van Sara Burgerhart (‘epistolariteit’) weidde Van den Berg 1975/1993 uit. Leerssen 1999 behandelt het ‘typisch Nederlandse’ karakter van de roman. Over de Europese opkomst van de briefroman zie Seth 2018. Een eerste introductie op het werk van Belle van Zuylen biedt Stouten 1993a. De levensloop van Belle van Zuylen is beschreven door Pierre en Simone Dubois in 1993. Over pornografische literatuur, ook in de achttiende en negentiende eeuw, zie Honings & Van Driel (red.) 2012.
| |
6 • De sentimentalist
Een nog altijd lezenswaardige inleiding op de literatuur van de Verlichting biedt Stouten 1984. Specifiek over het sentimentalisme in Nederland schrijven Stouten 1993b en Leemans & Johannes 2013, 372-382. Een bloemlezing van Nederlandse romancen, zoals ‘Roosje’ van Bellamy, bieden Van den Berg & Stouten 1997. Over de invloed van Goethes Werther in Nederland zie Kloek 1985. Over Rhijnvis Feith zie Buijnsters 1963. Over het bezoek van Feith aan de Duitse dichter Klopstock: Buijnsters 1984c. J.J. Kloek en A.N. Paasman verzorgden de wetenschappelijke uitgave van Feiths Julia: Feith 1982. Feith heeft zelf zijn denkbeelden over het sentimentalisme uiteengezet in Feith 1784-1793. Over het fysicotheologische wereldbeeld en de natuurbeleving zie Leemans & Johannes 2013, 449-474. Paasman heeft meermalen over E.M. Post geschreven, onder meer in Paasman 1974. Verder heeft hij een Griffioen-editie met nawoord bezorgd van Het land, in brieven (Post 1987) en van haar proza en poëzie (Post 2006). Jensen & Moss hebben een moderne editie bezorgd van De moderne Helicon (Fokke Simonsz 2010).
| |
7 • De kindervriend
De uitgave door P.J. Buijnsters in 1998 van Van Alphens Proeve van kleine gedigten voor kinderen verschaft veel achtergrondinformatie over de totstandkoming, inhoud en educatieve context van deze bundel. De bredere context van het Nederlandse kinderboek in de achttiende eeuw wordt behandeld in Buijnsters 1989. De Europese context van het denken over opvoeding, inclusief de rol van kinder- | |
| |
boeken, staat centraal in Montoya 2018. De werken van Margaretha de Cambonvan der Werken worden belicht in Schenkeveld-van der Dussen 1997b, Vuyk 2000, 122-145 en Vuyk 2002. Specifiek over De kleine Grandisson als internationale best-seller: Tigges-Drewes & Groot 1980. Voor het werk zelf zie Cambon-van der Werken 1782. Over het negentiende-eeuwse kinderboek in Nederland zie Brantas e.a. 1989. Van der Sluys & Van Zonneveld bezorgden een moderne editie van De brave Hendrik (Anslijn 1989). Over het Indische element in de Nederlandse kinderliteratuur zie Buur 1986.
|
|