Nieuwe kijkjes in 't rond(1882)–C. Honigh– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Morgenwandeling. Ik hoorde om zeven uren Van morgen bij mijn buren 't Gekraai al van den haan. De zon scheen door de ruiten, En wenkte me naar buiten, 'k Ben gauw toen opgestaan. En in den tuin gekomen, Hoorde ik uit alle boomen Der vooglen morgenzang. Ze schenen me te vragen: ‘Waarom slaap je alle dagen Toch zoo verschriklijk lang?’ [pagina 18] [p. 18] Wat heeft het mij gespeten, Dat 'k nooit nog had geweten, Hoe mooi 't vroeg 's morgens was. Zoo frisch was 't en zoo keurig, De bloemetjes zoo geurig, De dauw blonk nog in 't gras. Ik dacht: zou ik mijn vrinden Nu ook al buiten vinden? 'k Ben naar hen toe gegaan. Ik haalde ze uit de veeren, Gauw waren ze in de, kleeren En met mij in de laan. Dit heeft ons zoo bevallen, Wij doen 't nu 's morgens allen, De haan is onze klok. Maar 't spreekt, we gaan ook stiptjes Des avonds met de kipjes Altijd gelijk op stok. Vorige Volgende