Nieuwe kijkjes in 't rond(1882)–C. Honigh– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Hans Bluf. Hans Bluf, dat is nog eens een held, Die zich met elk kan meten, Ten minste - zoo hij zelf vertelt, En hij zal 't toch wel weten. In 't vechten is hem geen de baas, Elk kreeg hij maklijk onder, Maar - hij spaart graag zijn kameraads, En krijgt dus slaag, geen wonder! Hij zwemt en duikt, blijft als een visch Minuten on der water; 't Is jammer, dat het winter is, Nu toont hij 't u wel later. Op schaatsen rijdt hij met een vaart, En slaat ook over beentje, Dus zegt hij, zittend bij den haard, En doet het - in zijn eentje. In 't leeren is hij één, als gij Van achteren maar rekent. ‘Wie 't laatst lacht, lacht het best,’ zegt hij, Wat of dat toch beteekent? En loopen - 't was een peulenschil, Bleef ieder bij hem achter. Daar hij 't niet altijd winnen wil, Loopt hij met opzet zachter. In 't springen is hij ook zoo vlug, Licht is hij als een strootje. Hij springt in eens wel van de brug Op d' overkant van 't slootje. [pagina 16] [p. 16] Maar zijn bang zusjen is er bij, Die mocht hem eens verklappen, Hij zal daarom, al struikelt hij, Er maar behaard afstappen. Ja, ja, Hans Bluf dat is een held, Die zich met elk kan meten, Ten minste - zoo hij zelf vertelt, En hij zal 't toch wel weten. Vorige Volgende