Nieuwe kijkjes in 't rond(1882)–C. Honigh– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Hoepelen. o Hoepel, hoepel, sta niet stil, Je weet toch, waar ik henen wil? Ik moet aan 't eind zijn van de laan, Daar ben ik nog zoo ver van daan. Het gaat om 't gauwst en 'k heb zoo'n haast, Ik was niet graag nu nummer laatst, Want wie het wint, die krijgt een prijs, Een groote pijp drop met anijs. Kijk, drie zijn nu me er al voorbij, En Leentje komt mij ook op zij. Ja, schamen moest ik mij toch wel, Wanneer een meisje 't won in 't spel. Dus hoepel, hoepel, draai nu rond, Vlieg als een pijl nu langs den grond. Of 't langzaam gaan om mij sons is? Dan, hoepel, heb je 't danig mis. [pagina 12] [p. 12] Want ik kan hollen als een paard, Ja, als een spoor in volle vaart. Kom, halen we een voor een hen in, Wat zal ik lachen, als ik 't win! - De hoepel holde als dolleman, En hoe ging 't met den kleinen Jan? Hij struikelde, och, daar lag de bloed! Te groote haast is zelden goed. Vorige Volgende