Kijkjes in 't rond(1881)–C. Honigh– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Hansje. Och, Hansje, ons beste Hansje is dood, Dat mak en aardig dier. Onze oolijke, arme speelgenoot Begraven wij nu hier. Eens op een winter, 's avonds laat Toe Vader buiten kwam, Lag in den sneeuw een raaf op straat, Haar vleugels waren lam. En Vader nam haar op, die bloed, Zij was al bijna dood. Maar hij verbond haar, o zoo goed En gaf haar vleesch en brood. Zij beterde ook en dacht toen vast: ‘Ik ben wat oud en stijf. Hier word ik heel goed opgepast, 't Is best, dat ik hier blijf.’ Vrij liep ze in huis en hof toen rond, Want spoedig was ze mak, Werd goede maatjes met den hond, Zij aten uit één bak. Zij babbelde ook op haar manier, Riep 't poesje na: ‘Miauw!’ En schaterde dan van plezier, Als 't foppen lukken wou. Zij wipte 's morgens in ons bed, Door Moeder dan beknord. En 's middags - 't scheen en vaste wet - Zat zij naast Vaders bord. Dan aaide ze om een lekkren hap, Zijn handen keer op keer. Maar kreeg zij niets soms uit een grap, Dan bromde ze als een beer. Graag wandelde ook met ons de guit En bracht ons wel naar school, En haalde zij een schelmstuk uit, Haar oog glom als een kool. [pagina 16] [p. 16] De jongens hadden wat een pret, Zij spelde dan: A-Ba. Ze wipte d'een soms op zijn pet En bauwde een ander na. Maar maakte zij 't wat al te bont, En vreesde zij voor straf, Wip, weg was Hansje dan terstond En wachtte thuis ons af. Wel guitig, maar ook goed was Hans, Wij speelden 't liefst met haar. Maar dood is 't lieve beestje thans, Koos maakte een grafje klaar. Daar leggen wij ons Hansje in 't zand, Met rozen overstrooid. Met struikjes wordt haar graf beplant, Neen, wij vergeten 't nooit. Vorige Volgende