Kijkjes in 't rond(1881)–C. Honigh– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Nuffig Saartje. Daar is ons kleine nufje Saar, Het kind is nog geen negen jaar. ‘O,’ zei ze, ‘'k ben nu groot genoeg, 'k Wou, dat ik dameskleeren droeg!’ Zij deed haar zusters mantel om, Haar eigen mof nam ze en hoe dom! Zij nam haar moeders nieuwen hoed, En dacht: die staat me zeker goed. Zoo ging ze op straat, maar die haar zag, Schoot daadlijk om haar in een lach. De jongens bleven voor haar staan En keken 't vreemd spektakel aan. Zij riepen: ‘Kijk eens! wat zottin! ‘Een hoed is 't met een meisje er in! Zeg, hoed! waar hebt je 't kind van daan? Durf jij hier met zoo'n kleuter gaan?’ Luid riepen ze allen: ‘Hoed, hoed, hoed!’ En Saartje kreeg een kleur als bloed. Opkijken dorst zij heel niet meer, Ze maakte daadlijk rechtsomkeer. [pagina 8] [p. 8] Naar huis bracht Wim haar op een darf Gauw deed ze hoed en mantel af. En altijd heeft ze er aan gedacht, Dat iedereen om nufjes lacht. Vorige Volgende