Voorrede.
Er is in onze dagen hier te lande een ontwaking van het Protestantsch volksbewustzijn waar te nemen. Om deze reden besloot ik een handschrift, dat ik al jaren half afgewerkt in portefeuille had en waarvan indertijd een verkort hoofdstuk werd opgenomen in het Nederlandsch leesboek van de H.H. Wouters en Andrée onder den titel ‘De Hofnar’, af en om te werken en den Heer Kok aan te bieden. Zoo verschijnt nu ‘De Hofnar van Gelre’.
Men beschouwe dit werkje op de eerste plaats als een stukje historie van het oude hertogdom Gelre in de laatste levensdagen van zijn Heer Karel van Egmond, den vorstelijken avonturier. Maar dan ook als een stukje Hervormings-geschiedenis in Gelre, waar de vervolging van de aanhangers der ‘nije leer’ wel minder rigoreus was dan b.v. in Vlaanderen, Utrecht en Holland, doch de Hertog niettemin op zijn ouden dag strengere maatregelen ging nemen, om den voortgang der ‘heresie’ tegen te gaan. Dit laatste komt vooral uit in de beschreven lotgevallen van twee huisgezinnen, families ook, waarvan de een de andere boosaardig veel verdriet berokkende, doch wier kinderen, onbewust, veel vergoedden wat hun ouders hadden misdaan.
Dr Böhl in zijn uitgave van Genesis zegt: ‘De draad door het verhaal, die telkens schijnt afgebroken te zijn (Adams val, Kaïns moord, uitroeiïng der menschen door den zondvloed) wordt toch steeds voortgezet.’ Dit is ook eenigszins van toepassing op ‘De Hofnar van Gelre’.
DE SCHRIJVER.