| |
| |
| |
I.
In den schouwburg.
De geheele schouwburg juichte, juichte minuten lang. En telkens opnieuw moest er ‘gehaald’ worden en dan juichte men luider nog en wuifde. En die toejuichingen golden bijna uitsluitend de begaafde actrice mademoiselle Vignard, die dezen avond weer haar machtige kunst had getoond in het drama, dat voor het eerst was opgevoerd geworden. De toejuichingen golden ook de andere medespelenden, die haar zoo waardig terzijde gestaan hadden, ook den schrijver van het drama, die voor het voetlicht had moeten verschijnen, maar toch vooral en in de eerste plaats de actrice, die de hoofdrol had vervuld. Zij was de lievelinge van het publiek, dat het stuk gunstig ontvangen had, maar als het ware instinctief begreep, dat hààr vertolking van de hoofdrol alleen dit groote succes had mogelijk gemaakt.
In de kamer der actrice waren eenige hee- | |
| |
ren verzameld die haar complimenteerden met het waarlijk buitengewone succes en een van deze was de auteur van het drama, zijn eerste tooneelwerk, blij en gelukkig dat het zoo goed was ontvangen.
- O, mademoiselle, zeide hij, als anderen u zoo dankbaar zijn om het genot dat gij hen hebt geschonken, hoe groot moet dan wel de verplichting zijn, die ik jegens u heb, want het is uw spel dat mijn stuk het leven heeft ingeblazen.
De tooneelspeelster lachte ietwat nerveus.
- Het is waarlijk al te bescheiden of u is al te complimenteus, mijnheer Condet. Het stuk heeft groote verdiensten, ik geloof zeker, dat het langen tijd op het repertoire zal blijven.
De auteur was zichtbaar gelukkig met deze verzekering, maar hij had geen gelegenheid nog verder met haar te spreken, want de directeur van den Schouwburg trad op de actrice toe. Hij had een vreemdeling bij zich en zeide:
- Mademoiselle Vignard, mag ik u voorstellen, mijnheer Glenmore, een buitenlander weliswaar, maar een groot bewonderaar van ons Fransche tooneel.
De actrice beantwoordde glimlachend de buiging die de voorgestelde voor haar maakte.
- Hoe zou men niet een tooneel moeten be- | |
| |
wonderen, zeide de heer Glenmore, dat zulke kunstenaressen heeft. Inderdaad mejuffrouw u hebt aller harten doen sidderen dezen avond.
- Het verheugt mij, dat u de Fransche tooneelspeelkunst bewondert, antwoordde de actrice. Maar u is Engelschman niet waar, ik heb van het Engelsche tooneel ook veel goeds gehoord.
Glenmore haalde de schouders op.
- Welneen, dat is niet veel bijzonders meer, wij teren nog op den ouden roem, wij hebben onzen grooten Shakespeare, maar ik geloof, hij wordt in het buitenland even goed vertolkt als in Engeland zelf.
- Maar u is onbillijk tegenover uw jongere tooneelschrijvers, antwoordde de actrice.
| |
| |
- Ben ik, welnu dan zal het daaraan liggen, dat zij niet een vertolkster vinden zooals u. Nietwaar mijnheer Condet, zoo betrok hij den auteur, die nog terzijde stond in het gesprek, u erkent ook dat u als Fransch tooneelschrijver veel vóór hebt, omdat u voor uw stuk een kunstenaresse hebt als mejuffrouw Vignard?
- Mijnheer Glenmore, ik heb dit reeds gezegd, ik prijs mij daarom gelukkig.
Het gesprek werd nu meer algemeen, maar de actrice zeide, dat zij vermoeid was en dus namen degenen, die het voorrecht hadden gehad haar persoonlijk met haar succes te kunnen gelukwenschen afscheid. Toen zij haar nieuwe kennis, mijnheer Glenmore de hand reikte, zeide deze:
- Ik moet u dringend om een gunst verzoeken. Kunt u mij morgen ontvangen?
- Ik ontvang om drie uur, uw bezoek zal mij aangenaam zijn.
- Goed, ik zal komen, maar u moet mij beloven, dat u een paar minuten voor mij allèèn zult hebben. Ik heb iets belangrijks met u te bespreken.
Zij zag hem even verwonderd aan.
- Welnu, zeide zij dan, kom een kwartier eerder, de gewone bezoekers zijn er dan nog niet.
| |
| |
- Ik zal er zijn, antwoordde hij.
Mijnheer Glenmore verliet te samen met den schrijver van het drama door een der zijingangen den schouwburg. Hij had zich als het ware aan den jongen man vastgeklampt, die maar matige belangstelling had in den Engelschman en die gaarne van hem af wilde zijn.
Zooals te begrijpen was, wilde de schrijver nu alleen zijn, hij had zijn hoofd niet staan naar onbeduidende praatjes over allerlei dingen, die nu niets voor hem beteekenden. Maar hij wilde den Engelschman niet voor het hoofd stooten. En toen hij voor het theater afscheid wilde nemen en de Engelschman hem voorstelde samen iets te gaan gebruiken, meende hij dit moeilijk te kunnen weigeren. Mijnheer Glenmore was voorgesteld door den directeur, hij scheen wel iemand van beteekenis te zijn.
De beide heeren gingen samen een voornaam restaurant binnen en mijnheer Glemore bestelde een uitgezocht souper. Weldra ontwikkelde zich tusschen hen een gesprek, dat door Glenmore was ingeleid en dat in hoofdzaak liep over mademoiselle Vignard.
- Mijnheer Condet, zeide Glenmore, ik stel op bijzondere wijze belang in juffrouw Vignard, u moet mij eens iets van haar vertellen.
- Wat zou ik u van haar kunnen vertellen,
| |
| |
wat ik van haar weet dat kunt u overal vernemen en het zal u al wel bekend zijn.
- Neen, ik bedoel niet, waar zij geboren is, wanneer zij aan het tooneel kwam, welke haar voornaamste rollen waren, dat heb ik natuurlijk allemaal al gelezen. Maar u weet natuurlijk meer van haar. Men heeft mij verteld dat zij met een Engelsch edelman verloofd was. Condet knikte en antwoordde:
- Ja, dat verhaal heb ik ook eens gehoord, maar dat is al weer een jaar of langer geleden. En of zij werkelijk verloofd met hem geweest is, dat blijft de vraag. Het een of andere boulevardblad heeft indertijd de onbescheidenheid gehad te berichten dat zij zou trouwen met dien Engelschen edelman, maar van een officieele verloving is nooit gehoord en als er sprake van geweest is, is er in ieder geval niets van gekomen.
- Zoo? En, er zal ook niets meer van komen veronderstelt ge?
- Hoe bedoelt u? Neen, ik meen te weten dat die twee met elkaar gebroken hebben. Als die mijnheer haar nog ontmoette zou men dat wel weten, want we hebben werkelijk bladen genoeg die op sensatie azen en juffrouw Vignard is even populair als in uw land een prinses. We worden van haar doen en laten op de
| |
| |
hoogte gehouden, misschien meer dan haar zelf vaak lief is.
- Het is dus een korte idylle geweest, zeide Glenmore, ik verwonder mij er nu over dat uw gevierde actrice vanavond nog zoo vriendelijk voor mij was. Zij heeft van mijn landgenooten, dunkt me geen erg vriendelijk idee meer. Zij kan moeilijk waardeerend over de Engelschen denken.
- Als we aannemen, dat die Engelsche edelman zich niet als een gentleman tegenover haar gedragen heeft.
- Nu dat heeft hij dunkt me vast en zeker niet. Hij is verliefd op haar geworden, wat waarlijk geen wonder is, want zij is behalve een groote kunstenaresse ook een zeer schoone vrouw. Hij heeft met haar willen trouwen, maar er is niets van gekomen. Waarom niet? Meer dan waarschijnlijk omdat zijn adellijke familie er tusschen gekomen is en hij zich door deze heeft laten bewegen van haar af te zien.
- Dat is mogelijk.
- Welnu dan heeft zij het recht zich door hem doodelijk beleedigd te gevoelen; die vervloekte Engelsche adeltrots heeft al velen beleedigd en ongelukkig gemaakt. Ik zou het juffrouw Vignard werkelijk niet kwalijk kun- | |
| |
nen nemen, indien zij een vooroordeel had opgevat tegen alle Engelschen.
- Neen, zei Condet zoo kinderachtig is zij niet.
- Dat heb ik bemerkt en daarom bewonder ik haar des te meer.
Condet, die onder het gesprek een goed glas wijn gedronken had, lachte.
- Pas maar op, zeide hij, dat u niet de tweede Engelschman wordt, die verliefd op haar wordt.
- Zou het zoo onbegrijpelijk zijn?
- Neen, maar zeer onverstandig, want ik zou u eerlijk gezegd, niet veel kans geven haar hart te veroveren. Zij is op dat punt tamelijk ongevoelig, misschien moet ik zeggen, zéér ongevoelig. Daarom heb ik van dat verhaal over een liefde tusschen haar en dien Engelschman nooit zoo heel veel geloofd. Of zij moet pas zoo geworden zijn na die teleurstelling. Maar daar kan ik niet over oordeelen, want ik kende haar toen nog niet zoo.
- Maar den laatsten tijd hebt u haar natuurlijk veel ontmoet en ook wel over haar gepraat. En u hebt ook de overtuiging dat het met dien Engelschman niet meer aan was.
- Die Engelschman, wat hij dan voor hàar
| |
| |
geweest moge zijn, is uit haar leven verdwenen, daar ben ik zeker van.
De twee mannen praatten nog eenigen tijd voort, ook over andere dingen maar Glenmore bracht altijd weer het gesprek op de beroemde actrice en toen zij ten laatste scheidden, was Condet overtuigd, dat zijn nieuwe vriend smoorlijk verliefd was op juffrouw Vignard.
- Hij is wanhopig verliefd op haar, mompelde hij onder het naar huis gaan in zich zelf, nu ik hoop het beste voor hem, maar ik voorspel hem niet veel succes.
En Glenmore naar zijn hotel gaande, dacht glimlachend in zich zelf:
- Die auteur meent vast en zeker dat ik op de dame verliefd ben. Enfin, het kan geen kwaad dat hij dit meent, dan zoekt hij achter mijn belangstelling geen andere reden.
En onderwijl dacht mademoiselle Vignard ook nog aan den Engelschman.
- Waarover zou hij mij willen spreken, wat heeft hij mij mede te deelen?
De heer Glenmore was op tijd aanwezig en werd ook dadelijk door de actrice ontvangen.
- Indien u mij werkelijk iets te vertellen heeft, zeide zij, dat u liever niet zegt in 't bijzijn van anderen, dan zal het goed zijn, dat u zonder lange inleiding daarmee begint, want
| |
| |
over een goed kwartier beginnen de gewone bezoeksters te komen en ik geloof niet dat we dan nog gelegenheid voor een rustig gesprek zullen hebben.
- Dan begin ik maar dadelijk, zeide de bezoeker. En ik begin met een vraag. Is het waar dat u verloofd geweest is met een Engelsch edelman, zooals indertijd sommige bladen hebben verteld?
De actrice zag haar bezoeker verbaasd en ontstemd aan.
- Mijnheer Glenmore, antwoordde zij, u veroorlooft mij u te zeggen dat uw vraag zeer indiscreet is. Ik heb geen enkele reden u daarop antwoord te geven.
- Ik had dat antwoord kunnen verwachten, maar juffrouw Vignard uw standpunt zou alleen goed zijn indien ik de onbeschaamdheid had, die vraag tot u te richten uit nieuwsgierigheid, uit zucht om mij met uw aangelegenheden te bemoeien. Dat is nochtans geenszins het geval. Ik meen te weten, dat u met iemand verloofd is geweest, al was het dan nog geen publieke verloving en dat die man zich niet als een gentleman tegenover u gedragen heeft. Is dit zoo, wel dan wil ik u de gelegenheid bieden u op dien man te wreken.
De actrice zag Glenmore met groote, niet be- | |
| |
grijpende oogen aan. Het scheen haar nog altijd niet duidelijk wat die man bedoelde. Zij was verontwaardigd, dat hij zich in haar zaken drong, die hem in geen geval aangingen. En zij verbaasde zich over zijn brutaliteit.
- Mijnheer, zeide zij, als ik reden had mij op iemand te wreken, dan zou ik daarvoor toch geenszins de hulp accepteeren van iemand die mij vreemd is en dien ik geen enkele reden heb te vertrouwen, als hij met een dusdanig vreemd aanbod bij mij komt. Men zegt, dat Engelschen het recht hebben exentriek te zijn, maar u drijft dat recht toch wel een beetje ver. Wij kunnen ons onderhoud hiermee gevoeglijk als geeindigd beschouwen.
Zij wilde naar de schelknop grijpen om te bellen, dat men den bezoeker zou uitlaten, maar Glenmore stak de hand waarschuwend op.
- Niet te haastig schoone dame, zeide hij met een spottend lachje, niet te haastig, ons gesprek kan hiermee niet uit zijn. Ik zou u misleid hebben omtrent mijn persoon als ik zoo heenging. Weigert gij mij zeer beslist uw vertrouwen, dan zal ik maar beginnen met u mijn vertrouwen te toonen.
- Ik verlang daarnaar niet.
- Dat is mogelijk, maar ik zou u toch aan- | |
| |
raden, al was het maar heel even, toch te luisteren naar hetgeen ik u te vertellen heb.
Hij zag haar eenigzins loerend aan en onwillekeurig sidderde zij. Maar hij verviel weer in den gewonen gezelschapstoon en deed alsof hij van haar ontsteltenis niets merkte.
- Hoor eens, juffrouw Vignard, zeide hij, ik ben gisterenavond aan u voorgesteld als mijnheer Glenmore, maar dat is mijn naam eigenlijk niet. En wat u misschien meer interesseeren zal, ik ben ook geen Engelschman.
- Mijnheer, ik verklaar niet in te zien wat voor verschil het zou maken tot welke nationaliteit u behoort.
- Mag ik u dan uit den droom helpen, juffrouw Vignard? Het maakt voor u wel degelijk verschil. Want veronderstel dat ik een Engelschman ware of een Franschman en ik wist de dingen, die ik nu weet en ik meende dat mijn land tegen spionnagepogingen beschermd moest worden, dan zou het er voor u wel eens minder aangenaam kunnen uitzien.
Deze woorden op veelbeteekenende toon gezegd hadden op de actrice een groote uitwerking. Zij werd doodelijk bleek, haar geheele gestalte beefde en indien zij zich niet in haar stoel had laten zakken zou zij wellicht zijn neergevallen. De eerste oogenblikken lukte het
| |
| |
haar niet een woord uit te brengen en voor zij eenig antwoord kon geven, moest zij haar lippen bevochtigen.
- Waar doelt gij op, stamelde zij, wat wilt gij van mij?
- Maar juffrouw, de situatie is immers niet zooals ik veronderstelde er is geen reden om zoo ontsteld te zijn. Ik ben geen Franschman, ik ben evenmin een Engelschman, al ga ik daarvoor door.
- Is u aan den spionnagedienst verbonden?
- Ja, dat is te zeggen, ik heb er iets mee te doen. En zoo weet ik natuurlijk, dat u aan ons indertijd diensten hebt bewezen.
- Helaas ja. Maar dan moet u ook weten, dat ik voor het vervolg heb geweigerd nog iets met dat werk te maken te hebben. Ik vind het niet aangenaam aan het verleden herinnerd te worden en ik verzoek u beleefd er niet meer over te spreken.
Glenmore glimlachte.
- Het is wel jammer, zeide hij, dat men een verleden maar niet verbannen kan. Waar u eenmaal voor ons gewerkt hebt, is u ook in de toekomst aan ons verbonden. Er zijn banden, die men zoo maar niet verbreken kan.
- Maar mijnheer Glenmore, wat u daar doet is al heel weinig ridderlijk! Omdat ik vroeger
| |
| |
uw land diensten bewezen heb, wat ik niet had mogen doen, daarom wilt u mij desnoods dwingen weer aan dergelijk bedrijf mij schuldig te maken. Dat is, ik weet er geen ander woord voor, dat is chantage.
Glenmore haalde de schouders op en antwoordde:
- Kom u is ietwat melodramatisch! U moet toch begrijpen als men eenmaal aan die dingen gedaan heeft, dat men dan niet vrij meer is. Er is geen sprake van, dat ik het voornemen zou hebben u bang te maken met een bedreiging, bekend te maken dat u ons geholpen hebt. Het zou al heel dwaas zijn dit te doen.
- Maar waar dient uw herinnering dan voor, als ze niet als een soort bedreiging bedoeld werd? Gij hebt wel degelijk te kennen willen geven dat ik mij in uw macht bevind, dat ge mij desnoods dwingen kunt.
- Hulde aan uw scherpzinnigheid. Wij zouden u kunnen dwingen, inderdaad, maar ik ben overtuigd dat dit niet noodig zal zijn. Indien we nog eens diensten van u mochten verlangen, zoudt gij zeker bereid zijn ons dat genoegen te doen.
Maar de actrice scheen nu voor een oogenblik alle vrees van zich af te werpen.
- Neen, zeide zij, ik zal nu niet en nooit
| |
| |
weer iets van dien aard doen. Voor geen enkele belooning en ook niet, ondanks bedreigingen. Vroeger ben ik zoo slecht en zoo dwaas geweest, maar ik doe het niet weer. U behoort tot de vijanden van mijn land, het zijn verachtelijke dingen waartoe ik mij weleer geleend heb, ik doe dat niet weer.
- Ta, ta, dan zou ik moeten besluiten, dat u mij tot uw vijanden rekent en in dat geval zou ik niet eens hier in Parijs veilig zijn, nu u weet, dat mijnheer Glenmore geen Engelschman is en zich inlaat met dingen, die de Fransche regeering niet voor zijn ooren en oogen bestemd acht.
De actrice sprong als door een veer bewogen op.
- O, riep zij, gij zijt even goed in mijn macht als ik in de uwe. Ja, als gij dreigt niet te zullen zwijgen, dan zal ik antwoorden dat ik ga spreken, dan zal ik de Fransche autoriteiten op u opmerkzaam maken.
- O, antwoordde Glenmore lachend, dat u daaraan niet eerder gedacht hebt! Dan had u zich zoo ongerust niet behoeven te maken. Maar ge vergist u een beetje in de verhoudingen. Kijk eens, als gij naar de politie loopt om te vertellen, dat ik een spion ben in dienst van een vreemde mogendheid, dan kunt ge dat wel
| |
| |
beweren, maar ge kunt het niet bewijzen en zelfs al zou men u gelooven dan zou men nog niets tegen mij kunnen beginnen. Maar tegenover u hebben wij heel andere wapens. Wilt u weten welke?
- Ik laat mij niet bang maken.
- Daar hebt u groot gelijk aan, maar u moet toch met de feiten rekening houden. Zal ik die feiten noemen?
- Laat dat maar, maak me ongelukkig als ge wilt, maar ge zult me niet tot dingen kunnen dwingen, die ik...
O ho, gij weet nog niet eens, wat ik u voorstellen wilde. En dan gij moet er wel van overtuigd zijn, dat wat wij zouden kunnen openbaar maken, nog iemand anders dan u, heel slecht te pas zou komen.
- Wat meent ge?
- Luister ik zal het u kort en goed zeggen. Wij hebben een paar papieren in ons bezit waaruit blijkt, dat door u aan een vreemde mogendheid geleverd is een aantal waardevolle geheime stukken, betrekking hebbende op de Fransche artillerie. Die stukken hebt u alleen machtig kunnen worden door uw broeder. Hij is op het oogenblik kapitein bij de vestingartillerie, nietwaar?
| |
| |
- Mijn broer heeft met die ellendige geschiedenis niets te maken.
- Hm, het is de vraag maar of iemand dat zou gelooven? Ik denk het niet. Vooral niet als men dan nog weet, dat hij toentertijd zware eereschulden had te voldoen en ook voldaan heeft, voldaan heeft met het geld dat mijn regeering voor die geheime stukken heeft betaald. U kunt onmogelijk willen, dat dit bekend worden zou. Neen, dat kunt u onmogelijk willen. Welke zuster zou er toe willen medewerken, dat haar broer eerloos verklaard zou worden en naar Cayenne worden gedeporteerd!
- O, riep de ongelukkige actrice, u is een duivel.
- Weer van die dramatische woorden! Ik ben heusch geen duivel en ik zal u dit bewijzen. Ik wil u in de gelegenheid stellen u zelf en uw broeder aan onze macht te onttrekken.
U wilt mij nieuwe misdaden laten begaan. En daarna zullen we nog meer aan u gebonden zijn.
- Neen, laat mij uitspreken, dat is toch werkelijk het geval niet. Ik wil u een werk opdragen en als ge dat goed volbrengt, dan lever ik u de bewijzen van uw vroegere medewerking uit, dan krijgt u de papieren die voor u en uw broer noodlottig zouden kunnen worden. Dan
| |
| |
zult ge volkomen vrij zijn, dan zult ge mij de deur kunnen wijzen.
- Neen, ik kan niet opnieuw verraad plegen aan mijn land, wat er van moge komen, ik moet dit weigeren.
- Gij weet de gevolgen voor u en voor uw broer. Maar ge weet nog niet eens wat ik van u verlang. Het is niet eens verraad van het een of andere geheim. Het gaat ditmaal niet tegen uw regeering.
- Maar wat, wat wilt ge dan van mij?
Glenmore stond op.
- Ik hoor in de salon hiernaast steeds luidere stemmen, zeide hij. Uw andere bezoekers worden ongeduldig, ik geloof dat u hen niet langer kunt laten wachten.
- Maar uw voorstel, zeide zij.
- Ik zal het vanavond in den schouwburg mededeelen. Met landverraad heeft het niets te maken.
Toen gingen zij naar de andere salon als waren zij goede vrienden.
|
|