Regelnummers proza verbergen
| |
| |
| |
2 Der naturen bloeme
Het volgende fragment is afkomstig uit het gedeelte over de hond (uit het Tweede Boek). De tekst is ontleend aan hetzelfde hs. als tekst 1. De afkortingen zijn opgelost en de spelling van i, j, u en v is aangepast aan modern gebruik, maar er is niet meer geïnterpungeerd.
In het voorgaande heeft Van Maerlant gezegd dat er drie soorten honden zijn, waarvan de eerste soort is: edele honde van der jacht. Na deze besproken te hebben, vervolgt hij met:
Andre manieren heten bracken
Met langhen horen entie backen
Na die diere ende rieken wel
Ende alne sijn si niet so snel
5[regelnummer]
Si maken die beesten moede
Oec vintmen riekende so vroede
Emmer haer eerste spoer behouden
Huushonde dats die derde maniere
10[regelnummer]
Ende al ne rekent mense niet so diere
Nochtan sijn si inder wachte
Nuttelijc bi daghe ende bi nachte
Plinius bescrijft ons dit
Als een man ter erden sit
15[regelnummer]
Dat hem dan die honde sparen
Hets recht die hem oetmoedicht te waren
Vor die hem fellike vermeten
Dat hi ontgaet hare beten
Die hont wort geworpen blent
20[regelnummer]
Ende .lx. daghe so ist bekent
So draghet die teve als men waent
Die hont rijt te sire achtende maent
Ende die teve als soere hevet sevene
.xv. jaer pleghet si te levene
25[regelnummer]
Sulc mach oec .xx. jaer leven
Datsi bachten te samene cleven
Comt hem van heeter luxuren
Dat welpt heetmen best bi naturen
Datter spaetst sien beghinnet
| |
| |
| |
Opmerkingen
1a | Sommige hss. (waaronder het Detmoldse van 1287) hebben in 24: pleghen. |
b | welpt (28): lees welp. |
c | Sommige hss. hebben in 32 III weken, andere ene maent. |
2 | Aan de bij opdracht 1 genoemde Vlaamse eigenaardigheden kan worden toegevoegd: entie (2) is een samensmelting van ende + die (zie blz. 26). |
| |
Opdracht
1 |
Wat betekent het woord Andre hier (vgl.: ‘anderhalf’)? En wat manieren? |
2 t/m 5 |
Welke eigenschappen worden van de brakken vermeld? |
6 t/m 8 |
Vertaal deze regels. |
9 |
dats: Los de enclisis op. |
10 |
diere is een variant van .... Zo staan naast vier en stier de woorden ... en .... (De -ie-vormen treffen we voornamelijk in Vla. en Bra. teksten aan.) |
10 |
niet so diere: Welk zinsdeel? |
11 |
Wat wordt bedoeld met inder wachte? Kun je de -r van inder verklaren? |
12 |
bi daghe ende bi nachte is hier heel goed letterlijk op te vatten. Vaak echter betekent deze groep.... |
13 t/m 15 |
Beschrijf de syntactische structuur van deze zin. |
16/17 |
Doen de beide woorden hem dienst als pers. of als wederk. vn? (In het Wdb. bij de werkwoorden zoeken) |
16 |
te waren: Woordsoort? Betekenis? |
18 |
Waarnaar verwijst hare? |
16 t/m 18 |
Vertaal nu deze regels en let daarbij op de bouw van de zin. Wat is het verband met de voorafgaande mededeling? |
21 |
Welke woordgroep wordt in het woordje So hervat? |
22 |
rijt komt van het ww ... en betekent in dit verband .... |
22 |
sire is door syncope ontstaan uit ... (zie blz. 00). Kun je de uitgang -re verklaren? |
23 |
Welke functie heeft -re in soere? Betrek het woord sevene in je antwoord. |
24 |
Waarnaar verwijst si? (Zie opm. 1a) |
25 |
Sulc: Woordsoort? Betekenis? |
26 |
bachten = .... Woordsoort? |
27 |
Wat is het ond. bij comt? |
27 |
Is hem enkel- of meervoud? |
27 |
luxuren: Enkel- of meervoud? Geef een gramm. argument. |
28 |
Op welk woord in deze regel leg je de nadruk en waarom? |
28 |
bi naturen = .... |
29 |
spaetst is de overtreffende trap van .... Welk woord voegen we in nnl. toe als we een overtreffende trap als bw. bep. gebruiken? Vgl. ook best (28) en meest (30). |
29 |
Verwijst -er uit Datter naar een woord(-groep) in de tekst of naar iets buiten de tekst? |
| |
| |
30[regelnummer]
Jof welc die moeder meest minnet
.xii. daghe sijn si blent
Ende sulc .iii. maent omtrent
Men sal gheven verwoeden honden
In haer eten tallen stonden
35[regelnummer]
Capoens drec dats hem goet
Maer bijt di een hont verwoet
Die wortel vander wilder rosen
Sal di ghenesen vander nosen
30 |
Wat wordt door Jof nevenschikkend verbonden? |
35 |
Wat is een capoen? (N.B. De bijnaam van Sinterklaas was oorspronkelijk een spotnaam!) |
33 t/m 35 |
Vertaal deze regels. |
36 t/m 38 |
Welk zinsdeel is bijt - verwoet in het gedeelte Maer - nosen? In welk opzicht wijkt de woordorde van deze zin af van de hedendaagse? |
37/38 |
rosen, nosen: Enkel- of meervoud? Waarom? |
| |
3 Middeleeuwse kloosterregels
Uit het laatst van de 15e eeuw dateert een hs. dat de statuten bevat van het klooster Bethlehem bij Hoorn (bewaard in de U.B. te Utrecht). Dit in 1475 gestichte vrouwenklooster bestond aanvankelijk uit enkele woningen, die door een tiental zusters bewoond werden. Later verrezen kloostergebouw en kerk. Eerst leefden de zusters volgens de regel van de derde orde van Franciscus (geen gelofte van celibaat, het blijven uitoefenen van het wereldlijk beroep), maar na enige jaren zijn ze naar het Windesheimse voorbeeld ‘hervormd’ (zoals vaak gebeurde). Omdat opneming van nieuwe vrouwenkloosters in de Windesheimse vereniging sinds 1436 verboden was door de paus, konden de zusters wel volgens hun regels leven, maar ze bleven (in tegenstelling tot de Windesheimse kloosters) onder toezicht van de bisschop van Utrecht.
Deze (waarschijnlijk in het oosten van het land vervaardigde) mnl. vertaling van de Latijnse regels voor de Windesheimers is dan ook aan de nieuwe situatie aangepast. Uit de uitgave door J.H. Gallée in Archief voor Ned. Kerkgesch., dl. V (1895), volgt hier:
1Van der bewaerster der boeken.
2Die bewaerster der boeken behoert toe, dat sie bewaeren sal alle die 3 boeken des cloesters, die niet en hoeren totten dienste Gods. Ende die sal 4 sie gheteykent hebben elck by namen. Ende sy sal sie elcs jaers twewerf of 5 driewerf uutleggen ende verluchten sie, ende sie sal vlitelike besien, datter 6 niet verdorven en worde. Die mater sal oec in een cedel gheteykent 7 hebben alle die boeken, die die bewaerster der boeken heft in hoerre 8 hoede, opdat sie weten mach, waeraf sye rekenynge eysschen sal, als to 9 doen is. Item, alle des convents boeken sullen gheteykent wesen myt des
| |
| |
| |
Opmerkingen
1 | Dialectische vormen:
hoerre (7) voor hare (zie blz. 32); |
myt (20) voor met; |
olsten (23) voor outsten (zie blz. 27). |
|
2a | De liturgische boeken werden bewaard in de sacristie, onder de hoede van de costersche. (Vgl. 3) |
b | De rectoir (14) was belast met de geestelijke leiding van de zusters. Hij had meestal niets te maken met de dagelijkse gang van zaken in het klooster en het economisch beheer van de kloostergoederen. |
c | In het hoofdstuk Van den silencio kunnen we lezen hoe de zusters zwijgend hun werk moesten doen, maar: Van derde halff ure tot drien uren toe, ende van vyftehalff ure tot sees uren toe, moeghen sie spreken van stichtighen, geestliken materie. (Vgl. 19/20) |
| |
Opdracht
2 t/m 3 |
Wat betekent toebehoeren? Benoem als zinsdelen Die - boeken en dat - Gods. |
2 |
Het mnl. bewaeren heeft ruimere betekenis dan het nnl. ‘bewaren’. Met welk zn hangt het samen? Betekenis? |
3/4 |
Ende - namen: Wat moet ze gedaan hebben? |
4 |
elcs jaers: Waarom staat deze woordgroep in de genitief? |
4 t/m 6 |
Vertaal (het tweede) Ende - worde. |
6 |
Waarom vertoont worde de aanvoegende wijs? |
6 |
cedel = ....(Vgl. ‘doopceel’) |
8 |
rekenynge eysschen = .... |
8/9 |
Wat wordt bedoeld met als to doen is? Is er een ond. in deze bijzin? |
9 |
Wat zou Item hier betekenen? |
9 |
Hoe is de woordgroep alle - boeken opgebouwd? (Vgl. een dergelijke groep in 2/3) |
| |
| |
10convents name. Ende die boekenbewaerster sal daer tosien, dat sy alle die 11 boeken teykene, die men buten leent, ende den name des menschen, dien 12 sie dat gheleent heft, ende woe lange. Nyemant en sal sie boeken 13 uutleenen sonder orlof der mater. Noch men sal oec van buten gheen 14 boeken lenen sonder orlof des rectoirs, noch ongewoentliken boeken ter 15 tafelen lesen, die rectoir en hebbe sie ierst besien, of die materie guet sy 16 ende dientlick to lesen. Ghenen onkundighen lueden sal men boeken 17 lenen. Die susteren sullen op sekeren tijden een yghelick een boeck 18 bidden, daer sye uut lesen moeghen, van der boeckwaerster, als na der 19 primen of na der missen als sie uutghaen, seggende, een luttel nyghende 20 mytten hoefde: ‘een boeck’. Een van den susteren diet van der mater 21 bevoelen wort, bid boeke voir die siecken ende voir dieghene, die nyet 22 teghenwordich en sijn. Als die boekenbewaerster niet teghenwordich en 23 is, soe bid men die boeken van ymant van den olsten of die men daerto 24 ordiniert. Mer die suster, daer men die boeken af bid, die bid selver van 25 der mater, isse teghenwordich. Die mater en bid nyet. Wy vermanen, dat 26 men die boeken myt alre sorchvoldicheit bewaere, die men ontfanghen 27 heft van der bewaerster, dat sie niet vul en werden van stof of van 28 enygher onreynlicheit. Item, is yn enighen boeken yet onrechtes of dat 29 schijnt loghenachtich, sal men ierst brengen totten rectoir, dat hijt 30 oversie, eer ment onder die susteren ijt meer coemen laet.
| |
| |
10 |
tosien = .... |
10/11 |
Wat moeten ze teykenen? (Dus: Wat is het l.v. bij dit ww?) |
11 |
Wat moet je onder buten verstaan? |
11 |
menschen: Enkel- of meervoud? |
12 |
Waarnaar verwijst dat? |
12 |
Naar welke landstreek wijst de woordvorm woe? |
13 |
orlof = .... Welke betekenisontwikkeling kent dit woord? |
14 |
ongewoentliken: Van welk bn is het woord afkomstig? Welk klankverschijnsel doet zich voor? |
14/15 |
Wat stel je je voor bij ter tafelen lesen? |
16 |
dientlick zal een vormvariant zijn van.... |
13 t/m 16 |
Vertaal nu Noch - lesen en let daarbij op de enkelvoudige ontkenning in 15. |
16 |
Ghenen onkundighen lueden: Welk zinsdeel? Wat betekent onkundigh? |
17 |
op sekeren tijden = .... Wanneer zijn deze tijden? |
18 |
Wat betekent als hier? |
20 |
Waarnaar verwijst -t in diet? |
22 |
teghenwordich = .... |
23 |
Wat wordt door of nevenschikkend verbonden? |
24 |
Ga eens op blz. 33 na hoe je op grond van het woord selver iets over tijd en plaats van ontstaan van deze kloosterregels kunt concluderen. |
25 |
isse teghenwordich: Wat is de functie van deze woordgroep? Waarnaar verwijst -se? |
25 |
Wie vermanen en wie worden vermaent? |
25 t/m 28 |
Wy - onreinlicheit: Vertaal deze zin. |
28 |
Kun je een verklaring geven voor het feit dat de laatste zin weer door Item wordt ingeleid? (Vgl. ook Item in 9) |
28 |
Is yet hier een vn of een bw? |
28/29 |
yet - loghenachtich: Hoe is deze woordgroep opgebouwd? |
29 |
Heeft sal - brengen een object bij zich? |
29/30 |
Waarnaar verwijst -t in hijt en -t in ment? |
30 |
eer - laet = .... |
| |
| |
| |
4 Lancelot
De uitgebreide Franse prozaroman over Lancelot is in het mnl. minstens driemaal bewerkt (eenmaal in proza en tweemaal in dichtvorm). De Lancelot-compilatie uit het begin van de 14e eeuw, die bewaard wordt in de Kon. Bibl. te Den Haag (sign. 129 A 10), bevat het grootste deel van een bewerking in dichtvorm, aangevuld met een aantal andere Arthur-verhalen. De tekst van dit hs. is uitgegeven door W.J.A. Jonckbloet ('s-Gravenhage 1846-1849). Ik koos uit het Tweede Boek de passage waarin de verwekking van Galaäd, de Graalridder, verhaald wordt (r. 15181-15216). Jonckbloets transcriptie van de tekst wordt gevolgd.
De dochter van koning Pelles wil graag een kind van Lancelot, want alleen een kind, verwekt door de beste ridder en afkomstig uit het geslacht van Pelles, zal in staat zijn het graalavontuur tot een goed einde te brengen. Lancelot denkt echter alleen maar aan Guinevere. Dan bedenkt Brissane, het kamermeisje van de koningsdochter, een list. Ze vertelt Lancelot dat Guinevere in een nabij gelegen kasteel logeert. Hij wil er natuurlijk 's avonds meteen naar toe. Brissane gaat ook mee en laat hem een toverdrank drinken waardoor hij denkt dat hij in de nabijheid van zijn geliefde Guinevere is. In haar bed ligt de dochter van koning Pelles te wachten.
Brissane sagene ende haer dochte
Datmenne wel bedriegen mochte.
Si seide: ‘Here’, na desen,
‘Mijn vrouwe mach wel in slape wesen;
5[regelnummer]
Waeromme ne gaedi tot hare niet?’
Hi seide: ‘Omdat si mi niet ontbiet
Sone willicker niet gaen.
Ontbode si mi, ic ginger saen.’
Die vrouwe seide daer nare:
10[regelnummer]
‘Gi sulter sciere horen niemare.’
Si ginc diere gelike daer binnen
Ocht si sprake der coninginnen,
Ende si quam weder ende seide: ‘Nu
Gaet, here, mijn vrouwe ontbiedt u.’
15[regelnummer]
Hi ontcleedde hem ende ontscoyde hem ter vart
Ende ginc thant te bedde wart,
Ende lach op tbedde bider joncfrouwen daer,
Alse die wel waende overwaer,
Dat sijn vrouwe ware, die coninginne.
20[regelnummer]
Ende si, die in haeren sinne
Els negene dinc begerde dan si
Den genen mochte hebben daer bi,
Daer al ridderscap bi verlicht was,
25[regelnummer]
Ende ontfingene blidelike.
Ende hi was blide diesgelike,
Dat hi blide te sine plach
| |
| |
| |
Opdracht
1 |
sagene: Los de enclisis op. |
1 |
dochte komt van het ww .... Wat is het ond. bij deze pv.? |
1/2 |
Vertaal deze regels. |
5 |
gaedi: Los de enclisis op. |
6 |
ontbiet komt van het ww .... Wat zijn de hoofdvormen van dit ww? |
7 |
Wat wordt in So (uit Sone) hervat? |
7 |
Wat voor soort bw. bep. is -er? |
8 |
Vertaal deze regel. |
10 |
Zeg in eigen woorden wat Brissane antwoordt. |
11 |
gelike: Woordsoort? Hoe zou je diere gelike als zinsdeel benoemen? |
12 |
Is Ocht een nevenschikkend of een onderschikkend voegwoord? |
12 |
In welke naamval staat de groep der coninginnen? |
15 |
hem (2 ×): Woordsoort? |
16 |
Welke synoniemen van thant ben je in dit fragment al tegengekomen? |
18/19 |
Benoem als zinsdeel: Alse - coninginne. |
19 |
Ontleed deze regel in zinsdelen. |
20 t/m 25 |
Vertaal dit gedeelte. |
21 |
Is het gebruikelijk in het mnl. dat het vw dat na dan ontbreekt? (Zie Wdb.) |
24 |
das is een nevenvorm van .... Woordsoort? Waarnaar verwijst het? Waarom staat het woord in de 2e naamval? |
27/28 |
Waarvan is de bijzin Dat - lach afhankelijk? |
27 |
plach komt van het ww .... Uit de combinatie te sine plach kun je misschien afleiden hoe plach zich in het nnl. tot placht heeft kunnen ontwikkelen. |
| |
| |
Als hi bi sire vrouwen lach.
Dus waren te gadere gelegen daer
30[regelnummer]
Die beste ridder, dat es claer,
Ende die scoenste die mochte wesen,
Ende die scoenste joncfrouwe tote desen
Ende vanden meesten geslachte toe,
Diemen iewerinc hadde vonden doe.
35[regelnummer]
Maer die meininge van hen beden
Waeren herde verre versceden.
28 |
sire is ontstaan uit .... Hoe noem je dit klankverschijnsel? |
30 |
dat es claer = .... |
31/32/33 |
Wat wordt precies door Ende (3 ×) verbonden? (Zie blz. 75/76) |
34 |
Waarom heeft het volt. dw. vonden geen ge-? (Zie blz. 37) |
35/36 |
Wat wordt met deze opmerking bedoeld? |
| |
5 Recepten
Het eerste in Nederland gedrukte kookboek (Een notabel boecxken van cokeryen) stamt uit het begin van de 16e eeuw. In dit boekje vinden we de onderstaande recepten, waarvan de eerste twee met name zeer geschikt waren voor de vastentijd en de vastendagen. Ze zijn gekozen uit J.M.v. Winter, Van soeter cokene, recepten uit de oudheid en middeleeuwen, Bussum 1976. (Daarin kun je ook adviezen vinden met betrekking tot de bereiding van deze middeleeuwse gerechten.)
1Een bruyn sause op den carper.
2Neempt eenen goeden carper ende siet dien wel morwe. Dan doeten 3 vanden viere ende laetten staen in sijn sop. Neempt pepercoecke ofte 4 lyefcoecke ende dat sedt te weycke int vette sop vanden carpere dat suldy 5 dan af scheppen vanden ketel met eenen lepele. Ende alst gheweyct es so 6 suldy den coecke in stucken wryven metten selven lepele seer cleyne 7 emmers so cleyne alst moghelijck es. Dan linghet met azine ende wine. 8 Dan settet over tvier ende latet sieden dat binde. Dan doeter inne
| |
| |
| |
Opmerkingen
1 | pancknoecken (38): lees panckoecken. |
2 | siens (20), een verkorting van siedends (‘kokend’), is een pred. toevoeging (in de gen.) bij en. |
3a | galentijn (11) is een saus/gelei voor vlees of vis, genoemd naar de aan gember verwante wortel galanga (galigaen in 23). De galanga werd vooral gewaardeerd om zijn heerlijke geur. |
b | sofferaen (18) = saffraan, een geel-oranje-bruine kleurstof, afkomstig uit de stempel van de saffraankrokus, gebruikt als specerij (en soms als kleurstof). |
c | Een taylloore (34) is een plat bord of een schotel. |
| |
Opdracht
2 |
Geef een fonetische verklaring voor de p in Neempt (Zie ‘Klankleer’) |
2 |
siet is een vorm van het ww .... Wat zijn de hoofdvormen van dit ww? |
2 |
morwe: Betekenis? Welk zinsdeel? |
2/3 |
Dan - sop: Op welk punt wijkt de woordorde van deze zin af van die van het nnl.? Komt dit verschijnsel vaker voor in deze recepten? |
2 |
Waarnaar verwijst -en in doeten? |
3 |
Wat moeten we onder sijn sop verstaan? |
3 t/m 5 |
Vertaal Neempt - lepele. |
6 |
suldy = ... + .... |
7 |
emmers = .... |
7 |
Het Wdb. vermeldt linghet (Wdb.: ‘lengen’) niet in de hier gebruikte betekenis. We kennen het woord nog in het nnl. ‘aanlengen’ (van bouillon bijvoorbeeld). Wat betekent het? Van welk bn. is het afgeleid? |
8 |
Voor over tvier zeggen wij .... |
8 |
Wat is het ond. bij binde? Waarom aanvoegende wijs? |
| |
| |
9ghimber, caneel ende eenen goeden deel suyckers, wat souts ende plucter 10 rosijn inne. Dit ghietmen overe al den carpere in dien vastenen.
11Om te maken galentijn totter vloten.
12Neemt den visch ende sietten. Dan laetten worden cout ende legten dat 13 hi wel versipe soe dat hi niet nat en blive. Ende neemt dan broot dunne 14 ghesneden dat suldy wel hersten tot dat wel root es dat suldy in stucken 15 stooten in eenen mortier. Alst wel cleyne ghestooten es soe suldijt duer 16 eenen stramijn doen met wine ende met edycke, te weten die twee deel 17 wijn ende dat derdendeel edick. Dyt suldy al te samen laten sieden met 18 sofferaen niet al te hoghe ofte seer gheverwet. Ende dit salmen laten 19 syeden tot dat dick ghenoech es. Men moet dicwijls rueren soe dat niet en 20 sitte oft oock niet en verberre. Maer sommighe dye willen en siens nyet 21 ende es oock wel alsoe goet onghesoden als ghesoden. Alst dan ghesoden 22 es so salmen doen vanden vyere ende ruerent tot dat cout es. Dar na 23 gheeft men hem cruyt ende galigaen alder meest, want den naem daer af 24 ontfaen heeft galentijn. Ende men doetere alsoe veel cruyts toe alsmen 25 wilt na datment sterck hebben wylt. Dan legt men den visch daer inne al 26 drooghe dat hy niet nat en si ofte men leyt den vysch in schotelen ende 27 recht die sause daer op. Dan stroyet men met caneele. Dan eest volmaect. 28 Item cruyt totten galigaen / greyne / ghymber / caneel / naghelen / 29 sofferaen / ende galigaen niet seere gebroken.
(En dan tot slot nog een toetje: roffioelen)
30Om roffioelen van appelen ende van noten te gadere te maken. Neempt 31 appelen ende noten die breect oft wrijft wel te ghadere. Neemt dan 32 greyne of ghimber / caneel / ende potsuyckere te ghader minghelt dyt 33 seer wel onder een. Dan maect deech als hier voer gescreven staet. Ende 34 maect daer af een ronde schyve als een taylloore. Dan vult deen helft 35 vander ronder schiven metter voerseyder spisen. Dan decket mitter 36 ander helicht vander selver ronder schiven. Ende so bacmense int smout 37 tot datse ghenoech sijn. Als sy ghenoech sijn dan doetmense wte ende 38 men dyentse metten pancknoecken int leste alsmen gheten heeft.
| |
| |
9 |
Kun je de slot -s van suyckers verklaren? En die van souts? |
9/10 |
Welke handeling(en) stel je je voor bij plucter rosijn inne? |
10 |
overe al den carpere = .... |
11 |
Wat is een vlote (Wdb.: vlete)? vloten: Enkel- of meervoud? |
11 |
Wat betekent tot hier? |
12 |
sietten = ... + .... |
13 |
versipen hangt samen met het ww. sipen. Wat betekent het? Welke betekenis heeft ver- hier? |
14 |
hersten = .... |
14 |
Wat is het ond. bij de pv. es? |
15 |
De mortier kennen we nu nog. Voor stooten gebruiken we.... |
16 |
stramijn is een jongere vorm van stamijn, afgeleid van stamet, een linnen stof. Waartoe zal een stramijn gediend hebben? |
16 |
Hoeveel die twee deel is (Zie Wdb.), blijkt hier duidelijk uit de tekst. Is deel enkel- of meervoud? |
18 |
Waarbij hoort de groep niet - gheverwet? Betekenis? |
20 |
Het ww. sitten is hier ingressief gebruikt (Zie blz. 48) Wat betekent het? |
21 |
Komt het wel vaker voor dat in een zin als es - ghesoden het onderwerp wordt weggelaten? (Zie blz. 45/46) |
20 |
Welk klankverschijnsel neem je waar in verberre? |
20/21 |
Zeg in je eigen woorden wat in Maer - gesoden wordt meegedeeld. |
23 |
Waarnaar verwijst hem? |
22 t/m 25 |
Vertaal: Dar - wylt. |
23 |
Geef een fonetische verklaring voor de d in alder. |
25 t/m 27 |
Op welke twee manieren kan men de vis opdienen? |
28 |
Item = .... |
28 |
Welk kruid is greyne? |
30 |
te gadere behoort bij .... |
32 |
potsuyckere = .... |
32/33 |
Vertaal: minghelt dyt seer wel onder een. |
34 |
Waarnaar verwijst daer af? |
33/34 |
Ende - taylloore: Wat moet je met het deeg doen? |
35 |
Maak de naamvalsuitgangen duidelijk in de groep metter - spisen. |
35 |
Wat wordt bedoeld met de voerseyde spise? |
35/36 |
Dan - schiven: Wat moet je hier doen? |
34/36 |
helft - helicht: Hoe verhouden zich die twee woordvormen tot elkaar? |
36/37 |
Hoe moet je ze bakken? |
37 |
Wat zal ghenoech hier betekenen? |
38 |
Heeft het volt.deelw. gheten wel of geen voorvoegsel ge-? |
30 t/m 38 |
Hoe zou je roffioelen nu noemen? |
| |
| |
| |
6 De reis van Sinte Brandaan
Over Brandaan, de man die in de 6e eeuw een beroemd klooster in Ierland stichtte, zijn in de literatuur twee verhalen bekend geworden:
a | De Navigatio Sancti Brandani, een waarschijnlijk in de 10e eeuw ontstaan Latijns prozawerk, dat in verschillende talen (waaronder het mnl.) is vertaald. In dit verhaal gaat Brandaan uit vrije wil op zoek naar een paradijselijk eiland. |
b | De reis van Sint Brandaan, een waarschijnlijk in de 12e eeuw door een Ierse monnik in het Rijnlands geschreven gedicht. Het origineel is niet bewaard; wel vijf afstammelingen: drie Duitse (waarvan één in proza) en twee Middelnederlandse. De mnl. teksten zijn overgeleverd in het (Vla.) Comburgse hs. van ca. 1400 en in het (Brab.) Hulthemse hs. van ca. 1410. In dit verhaal is de reis een straf voor Brandaans ongelovigheid.
Mevr. Draak heeft een uitgave van het mnl. gedicht verzorgd, waaraan een metrische vertaling in hedendaagse verzen van Bertus Aafjes is toegevoegd (Amsterdam 1949, herdruk 1978). Zij geeft daarin niet de lezing van één hs., maar zij heeft geprobeerd de tekst te reconstrueren die aan die van de twee mnl. hss. ten grondslag moet hebben gelegen. De spelling is door haar gemoderniseerd. Aan deze uitgave is het volgende fragment ontleend. |
Het begin van het verhaal: De abt Brandaan leest in een oud boek dat er twee paradijzen zijn boven de aarde, en
hoe dat eene wereld weere
ende als 't hier dag werde,
Hi las dat hemelen waren drie.
Van visschen hi geschreven vand,
hoe dat een woud ende een land
gewassen stond op zijne zwaarde.
Ook las hi, hoe dat Judas
geniette Gods ontfermighede
ende hi genade hadde mede
Hi en wilde no hi en mochte
dies emmer niet gelooven,
hi en zaagt met zijnen oogen.
Van toorne verberrendi den boek
20[regelnummer]
ende gaf den schrijvere eenen vloek.
Dat bekochti zint wel diere.
| |
| |
| |
Opmerkingen
1 | Aanbevolen lectuur: W.P. Gerritsen, ‘Zeilen met Sint Brandaan’. In: Spiegel Historiael 1980, blz. 171-180. |
2 | Jacob van Maerlant zegt in het Vijfde Boek van Der naturen bloeme (uitg. Gysseling, 9695-9709, zie blz. 13) over de walvis, waarvan in de regels 7 t/m 9 sprake is:
9695[regelnummer]
oec vintmen somwile so groote
jn de ze oft .i. berch ware
ons scriuet sente isidorus
9700[regelnummer]
datmense vindet ende vant
vp haren rugghe harde ende sant
ende dat scepe der ane quamen
diet hildent houer .i. eilant te samen
ende worpen ankere ende sloeghen vier
9705[regelnummer]
terst dat gheuoelde dat dier
so sonken si te gronde neder
some quamen ten scepe weder
die metten vissce neder sonken
|
| |
Opdracht
2 |
weere: Woordsoort? Kun je een verklaring geven voor de ee-klank in dit woord? |
2 |
Welk woordje moeten we bij vertaling in nnl. toevoegen? Welke nnl. ‘regel’ geldt dus blijkbaar niet voor het mnl.? |
1 t/m 5 |
Kun je een verklaring geven voor het gebruik van de aanvoegende wijs? |
4 |
Wat wordt door ende verbonden? |
4 |
hier verwijst naar .... |
6 |
drie: Zinsdeel? |
7 t/m 9 |
Welke grammaticale eigenaardigheden tref je in deze zin aan?
Zeg in eigen woorden wat hier meegedeeld wordt. (Zie ook opm. 2) |
10/11 |
Vertaal deze regels. |
14 |
Wat wordt door ende verbonden? |
15 |
Wat is het kernwoord van de woordgroep alle Zondages nachte?
Geef getal en naamval van Zondages. |
16 |
mochte komt van het ww .... Betekenis? |
17 |
Kun je de genitiefvorm dies verklaren? (Zie blz. 52) |
16 t/m 18 |
Hoe is de verhouding tussen 16/17 enerzijds en 18 anderzijds? Welk voegwoord gebruik je in je vertaling aan het begin van 18? (Zie blz. 82) |
19 |
verberrendi: Los de enclisis op. Met welk ww. heb je te doen? Welk klankverschijnsel tref je aan in dit ww? (Zie blz. 25) |
21 |
zint: Woordsoort? Betekenis? |
21 |
Je zou dit vers een auctoriale opmerking kunnen noemen. Waarom? |
| |
| |
Daar hi stond bi den viere
daar die boek in bernende lag,
die engel Gods hem toe sprak:
25[regelnummer]
‘O lieve vriend Brandaan,
dat overmits dijnen toorn
die waarheid dus is verloren.
Nu laattene bernen daar inne:
35[regelnummer]
al omme ende omme negen jaar;
du zult beschouwen, wat is waar
Dat ward hem groote pijnlikhede.
40[regelnummer]
ende leed omme dien vloek
ende voer daar 't God gebood.
22/23 |
Behoren de twee woordjes daar tot dezelfde woordsoort? |
23 |
die boek: Welk geslacht? (Vgl. ook 19) |
22 t/m 24 |
Welke opmerking(en) kun je maken over de woordorde in dit gedeelte? |
26 |
Waarom zou de engel Brandaan met du (en niet met ghi) aanspreken? (Zie blz. 31) |
26 |
evele misdaan: We kunnen hier van een pleonasme spreken. Waarom? |
27 |
overmits = .... |
28 |
Wat wordt met die waarheid bedoeld? |
25 t/m 28 |
Vertaal dit gedeelte. |
29 |
laattene: Los de enclisis op. Met welk vn heb je te maken? Waarnaar verwijst het? |
30/31 |
Ontleed in zinsdelen: di - es. Wat betekent deze groep? |
32 |
Christus - Kerst: Welk klankverschijnsel constateer je (Zie ‘Klankleer’)? |
33 t/m 35 |
Welke opdracht krijgt Brandaan van God? |
34 |
des zeewes baren: Hoe is deze woordgroep opgebouwd? |
33/36 |
zuls/zult: Zijn bij du beide vormen mogelijk? |
37 |
Kun je het gebruik van de aanvoegende wijs verklaren? |
38 |
Vertaal dit vers. |
39 |
Van welk sterk ww is de pv. gald afkomstig? Tot welke klasse behoort dit ww (Zie blz. 37)? Wat is de betekenis? |
39/42 |
Vertaal nu deze regels. |
| |
7 Sidrac
In het eerste kwart van de 14e eeuw werd te Antwerpen de Sidrac vertaald uit het Frans. Dit werk bestaat voor een groot deel uit een dialoog tussen koning Boctus en de filosoof Sidrac (die in het 847ste jaar na de dood van Noach zou hebben plaatsgevonden). De koning vraagt, de filosoof antwoordt. Het zijn vragen op allerlei terrein: Wat zijn vallende sterren? Hoeveel hemelen zijn er? Wat is de beste kleur voor je kleding? Kun je beter wijn of water drinken? Hoe zijn de bergen ontstaan? Welke taal spreken de doofstommen in hun hart? Enz.
Mede vanwege het encyclopedisch karakter van de tekst was er een grote belangstelling voor, niet alleen in Nederland maar ook in de omringende landen. Er zijn 8 mnl. hss. van overgeleverd (gedeeltelijk fragmentarisch) en het is tot 1600 zeker 11 keer gedrukt. De tekst is (met als grondslag een 15e eeuws hs.) uitgegeven door J.F.J. van Tol, Het boek van Sidrac in de Nederlanden, Amsterdam 1936. Hieronder volgen vraag en antwoord 127, 128 en 130 naar de uitgave door Van Tol.
1Die coninc vraecht: Sal die diluvie comen anderwerven?
2Sidrac antwort: God overmits siere grooter mogentheit heeft geloeft 3 der werelt datti nemmermeer senden en sal die diluvie. Maer eest dat die 4 liede mesdoen ieghen hem, hy sal senden sine ghesele den sondaren ende 5 den quaden, want deen volc sal loepen in dander ende deen sal dander 6 verslaen ende also selen sy te nieute gaen.
| |
| |
| |
Opmerkingen
1 |
op den iersten dach vander manen = ‘bij volle maan’. |
| |
Opdracht
1 |
die diluvie = .... |
2 |
In welke nv. staat de groep siere - mogentheit? Waardoor wordt deze nv. veroorzaakt? |
3 |
der werelt: Zinsdeel? |
3 |
eest: Los de enclisis op. |
4 |
Zeg in eigen woorden wat de ghesele van God zal inhouden. |
5 |
deen is ontstaan uit ... + .... |
6 |
selen: Voor welk dial. is deze vorm kenmerkend? (Zie blz. 39) |
6 |
nieute: Naamval? Wat is de nominatief? Betekenis? |
| |
| |
7Die coninc vraecht: Doen Noe ginc in darke ende van allen beesten nam 8 een paer, wat oirbare waest datti mede nam quade beesten ende 9 ghevenijnde als scorpioene, serpente, aderen ende andere quade beesten?
10Sidrac antwort: Hy deedse dair in om twee saken. Dierste sake was om 11 dat gebot datti hadde van sinen sceppere datti daer in doen soude van 12 allen manieren van beesten een paer; want God omme sine ere ende oec 13 omme sinen lof ende omme dat leven des menschen en woude van allen 14 niet verliesen. Dander sake es: waert dat de venijnde beesten niet en 15 waren op der eerden, de eerde soude sijn alsoe ghevenijnt dat sy soe 16 soude venijnen de vrucht die uter eerden quame, dat menre niet en soude 17 mogen eten men souder af sterven ter selver uren. Want deerde es een 18 deel zere ghevenijnt ende die beesten die ghi hier voren noemt en leven 19 nergen af dan vanden venine vander eerden, want hare nature es selc alst 20 God ghevoecht heeft. Ende aldus suveren sy deerde vanden venine. Ende 21 dat moechdi lichtelike daer ane verstaen: die name dat serpent dat meest 22 ghevenijnt ware op eerterike ende daet in een vat dat niet eerden en 23 ware, xv daghe ende gave hem tetene broot ende vleesch oft ander dinc 24 dat ghene eerde en ware, het soude verliesen al sijn venijn ende en soude 25 niemen moghen deren, waert dat ghene eerde en ate.
26Die coninc vraecht: Wanen comen die perlen ende die carboncle?
27Sidrac antwort den coninc: Het es ene zee die heet die Swerte Zee, in 28 dese zee sijn vele cokielgien, die hangen emmer twee ende twee te gadere 29 ende liggen op dwater open ende ontploken. Ende soe compt die regen 30 uter locht ende valt in die cokielgie ende dan luken sy toe mits den wille 31 Goids ende gaen te gronde ende bliven dair C. jare ofte meer. Ende die 32 van dien lande nemen se van op den gront int water ten inde vanden C. 33 jaren ende soe bedecken sy hare hoeft in ene blase van enen osse omme te 34 asemen dair inne by dien dat sy lange merren moeten onder dwater ende 35 soe maken sy die blase swert met inte, omme dat hem die vissche daer af 36 ververen selen. Ende als sise ute bringen soe vinden sy die peerlen na de 37 wise van enen stucke vleesch. Ende alsi die locht ghevoelen soe werden sy 38 hert alsoe gedaen alsi sijn; ende als mense ute trect voir hare saisoen soe 39 stincken sy alse een corre ende en doghen niet. Die carboncle alsoe 40 ghelijc vint men in die cokielgien, die groote die int soete water sijn. Sy 41 wassen van hagele die in die cokielgie valt uter locht ende dan luken sy 42 toe ende gaen te gronde ende bliven daer CC jare ofte CCC in dat diepe. 43 Ende dan vinden se die liede ende alsi niet en sijn van haren saysoene soe 44 stincken sy oec ende en doegen niet, alse de peerlen en doen. Ende en 45 verstaet niet dat van allen regene ende van allen hagele wassen peerlen 46 ende carboncle. Die regen die valt op den iersten dach vander manen 47 van Junius alsi es in hair teken ende sy valt in die cokielgie, dat werden 48 peerlen ende dat valt herde selden; ende die hagel die valt in die cokielgie 49 int soete water op den dertiensten dach van der manen alsi es int teeken 50 dat men heet Cancer, die wert carbonckel ende dat valt seldender dan vanden peerlen.
| |
| |
7 t/m 9 |
Maak de synt. structuur duidelijk van de zin Doen - beesten. |
8 |
oirbare = .... |
10 t/m 12 |
Vertaal Hy - paer. |
12 t/m 14 |
Zeg in eigen woorden wat wordt bedoeld met want - verliesen. |
13 |
Benoem redekundig: van allen. |
15 |
Begrens de bepaling bij alsoe ghevenijnt. |
16 |
quame: Waarom aanvoegende wijs? |
16/17 |
Hoe is de semantische verhouding tussen dat - eten en men - uren. |
16 |
menre = ... + .... Waarnaar verwijst het tweede deel? |
17/18 |
Wat wordt bedoeld met Want - ghevenijnt? |
19 |
Waarnaar verwijst hare? |
19/20 |
Vertaal want - heeft. |
21 |
moechdi: Los de enclisis op. |
21 |
die: Woordsoort? |
22/23 |
Wat is het object in het gedeelte ende daet - ware? |
22/23 |
Ontleed in zinsdelen: dat - ware. (Zie blz. 50) |
25 |
Wat is het onderwerp bij ate? |
20 t/m 25 |
Vertaal nu het gedeelte Ende dat - ate. |
26 |
Wanen = .... |
26 |
Wat zijn carboncle? |
27 |
Het: Zinsdeel? In nnl. gebruiken we in deze functie het woordje .... |
28 |
Wat zijn cokielgien? (Wdb.: cockille) |
29 |
Het woord ontploken is afkomstig van het ww .... Wat zijn de hoofdvormen van dit ww.? Wat is het verschil tussen open en ontploken? |
29 |
Wat betekent soe hier? |
30/31 |
den wille Goids: Naamval? Waardoor veroorzaakt? |
29 t/m 31 |
Vertaal: Ende - meer. |
31/32 |
Wat wordt bedoeld met die van dien lande? |
31 t/m 36 |
Ende - selen. Ga van ieder voornaamwoord na waarnaar het verwijst. Zeg daarna in eigen woorden op welke wijze men de schelpen opduikt. |
36/37 |
Wat wordt bedoeld met na de wise van enen stucke vleesch? |
37 |
Waarnaar verwijst -si in alsi? |
38 |
Beschouw je gedaen hier als een volt. deelw. of als een bn? |
38 |
Wat wordt bedoeld met voir hare saisoen? |
39 |
corre is een assimilatievorm van ... (Zie Wdb.) en betekent.... |
39 |
Tot welke groep werkwoorden behoort dogen? Wat is de betekenis? |
39/40 |
Vertaal: Die - sijn. |
40 t/m 42 |
Welke verschillen tussen peerlen en carboncle worden er genoemd als je let op hun ontstaan? |
43 |
Ende - liede: In welk opzicht wijkt de woordorde af van die van het nnl.? |
44 |
alse de peerlen en doen = .... |
44 t/m 51 |
Zeg nu in eigen woorden welke regendruppels in parels veranderen en welke hagelstenen in karbonkels. |
50/51 |
Waarom zou het laatste minder vaak voorkomen dan het eerste? |
|
|