De spelen van Gijsbrecht van Hogendorp
(1932)–Gijsbrecht van Hogendorp– Auteursrecht onbekend
[pagina XVII]
| |
Het spel van Xerxes en de GriekenIn Van Hogendorp's spel wordt de geschiedenis van Griekenland ten tijde van den inval der Perzen onder Xerxes aan de Nederlanden ten spiegel gehouden. Hoewel de in ‘D'uytlegging’ nog eens uitdrukkelijk aangewezen betrekking van deze Grieksche gebeurtenissen op de Nederlandsche steeds duidelijk en opzettelijk blijkt, is het toch inderdaad een historie-spel, waarin de historische personen handelen en de geschiedenis zich afspeelt volgens de berichten van Herodotus. Het optreden van eenige Goden en van een figuur als Eendracht, met haar beide volgelingen Liefde en Trouw, belet zeker niet dat het stuk in bouw en opzet tot het renaissance-drama te rekenen is en in wezen verschilt van het hoofdzakelijk op dialectica berustende zinnespel der rederijkers. De overgangen van historie tot mythologie, van heroën tot Goden, van Olympiërs tot allegorische Nymphen, zijn in de klassieke literatuur geleidelijk; en Hooft had in zijn Geeraerdt van Velsen (1613) ook Eendracht, met Trouw en Onnooselheydt, en een Rey van Hemellieden naast nog andere onwerkelijke figuren doen optreden. Indien de dichter niet gebonden was geweest aan den voorgeschreven omvang van ten hoogste 800 verzen, zou hij zijn personen wellicht ook hier uitvoeriger besprekingen en verhandelingen in den mond hebben gelegd, zooals hij in zijn Treurspel van de Moordt ruimschoots deed. Dat hij bij de gedwongen beperking thans echter de redeneeringen kort hield, doch den dialoog en de handeling hun veelvuldigheid liet behouden, wijst op zijn dramatischen aanleg. De opeenvolging der gebeurtenissen zag en vormde hij in bedrijven, afgesloten door Reyen. De rol der Goden in hun eigen sfeer begeleidt dit gebeuren en verklaart de werking der voorzienigheid. De wijze waarop Van Hogendorp zijn stof beheerscht en waarop hij namen en feiten uit de oude geschiedenis toepast wettigt het vermoeden dat hij met de klassieke letterkunde niet slechts uit de tweede hand bekend was. Een volleerd klassicus hoeft hij daarom niet geweest te zijn; doch evenmin heeft hij zijn kennis opzettelijk en alleen voor het uiterlijk effect uit leerboekjes geput. | |
[pagina XVIII]
| |
Met de geijkte termen onderscheidt men in het drama van dien tijd: de voortzetting der rederijkersvormen, de directe klassieke invloeden en de renaissance-dramatiek der Engelsche comedianten. Scherpe grenzen zijn daartusschen natuurlijk niet te trekken. De klassieke invloed zelf is allerminst bepaald te omschrijven. De oude comici en Seneca werkten na in het schooldrama; diezelfde invloeden werken sterk ook in het Engelsche drama, dat echter tevens met het Spaansche de grootere bewegelijkheid gemeen heeft, die men spoedig als romantisch zou bestrijden. Het schooldrama had zijn klassieke vormen in strenger richting ontwikkeld, vooral ook als het bijbelsche stoffen aanvatte, hetgeen sedert Beza ook in Fransche protestantsche drama's tot uiting kwam Ga naar voetnoot1). Daarnaast beleefde de latijnsche tragedie zelf een verjonging door de dichterlijke werkzaamheid van beroemde tijdgenooten als Daniel Heinsius en Hugo de Groot. De allegorie, die slechts zeer gedeeltelijk met den rederijkersvorm te vereenzelvigen is, leefde haar eigen leven bij de Engelsche comedianten, zoowel als bij humanisten en theologen. De klassicistische richting, die aan de strenge oude treurspelvormen meer en meer de voorkeur boven het romantische drama bezorgde, ontleende zeker een belangrijk deel van haar kracht aan de bijbelsche onderwerpen, die zij in dezen stijl tot hoogheid en zuiverheid opvoerde. Wat Vondel eerst in een latere periode bereikte, is in deze jaren voorbereid; zijn Pascha was reeds een belangrijke daad geweest; anderen uit dezelfde kringen, zooals vooral Abraham de Koning waren daarin toen zijn gelijken. Van Hogendorp's beide drama's komen met deze richting overeen in drie voorname punten: hij laat geen komische tusschenspelen toe, hij bindt zich niet aan de eenheid van tijd en de eenheid van plaats. De toepassing van de stof van het Pascha en vooral van de Koning's Iephtah op den Nederlandschen vrijheidsstrijd is ten nauwste verwant aan zijn behandeling van Xerxes en de Grieken. Hooft, die met zijn Geeraerdt van Velsen een zeer persoonlijke plaats tusschen deze richtingen inneemt, is echter voor Van Hogen- | |
[pagina XIX]
| |
dorp nog van bijzondere beteekenis, juist ook als voorbeeld voor de behandeling van een historische stof. In zijn toepassing van het boven- en buitennatuurlijke is hij sober bij Hooft vergeleken; deze paste echter wel de eenheid van tijd en plaats toe. Ongetwijfeld heeft Van Hogendorp in den Geeraerdt van Velsen voor zijn beide spelen talrijke punten van opwekking gevonden. |
|