Nederlandtsche woorden-schat (anoniem uitgegeven)(1650)–Johan Hofman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Qu. I. Quiësceren, berusten, rusten. Quiëtude, gerustheydt. Quitantie, quijtinge, quijt-brief, quijtscheldinge. Quiteren, quijten, verlaten, ontslaen. Vorige Volgende