Het laatst aardig prentenboek(ca. 1885)–Heinrich Hoffmann– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] De Geschiedenis van den Duimzuiger Laatst zei zijn moeder tot Reinier: ‘Ik moet eens uit, en gij blijft hier; Wees nu gehoorzaam, stil en zoet, Totdat ik straks u weêr ontmoet, Maar steek vooral uw duim niet weêr, In uwen mond, gelijk weleer. Dan komt de kleêrenmaker hier, En knipt u met zijn schaar, Reinier! Tot uwe welverdiende straf, Van elke hand het duimpje af.’ Nauw was de moeder 't hoekjen rond Of, - hap! - de duim ging in den mond. [pagina 9] [p. 9] Maar, ach! - de deur wordt losgedaan, Daar komt de kleedermaker aan; Hij zwaait zijn schaar, O, welk een schrik! Voor de oogen van het duimpje-lik; O, wee! daar gaat het knip en knap, En even als een wollenlap; Knipt hij Reiniertjen tot zijn straf, Van elke hand het duimpjen af. En de arme moeder komt weêrom, Daar staat Reiniertjen bleek en stom; Zijn handjes doen hem, ach! zoo zeer! Hij heeft geen enkel duimpjen meer. Dus, kind'ren! hoedt u voor 't gevaar, Denkt aan die groote, scherpe schaar. Vorige Volgende