Oude Vlaemsche liederen(1852)–A.H. Hoffmann von Fallersleben– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het cranselijn. Doen (als) ik sach mijn minnekijn onder goner linde, boot si mi een cranselijn groen van wedewinde (klimop). groen is noch mijn cranselijn, toch mijn lieve minnekijn, hebben clapperstonghen laetst van mi verdronghen. Jonghe werelt, nu welaen, wilt u gaen vermeien! nu welaen, wilt spelen gaen, dansen ende reien! och, waer anderen blide sijn, vindic niet dan druc en pijn; die ic wilde groeten, sal mi niet ghemoeten (ontmoeten). [pagina 8] [p. 8] Waer is nu den soeten tijt, daer ic was in hoghen (verheugd)? alle vroude, al jolijt (lust) is nu heen ghevloghen. nu is al myn hopen cranc: bi der wereld spel en sanc moetic rouwe driven, troostloos moetic bliven. Vorige Volgende