Horae Belgicae(1968)–A.H. Hoffmann von Fallersleben– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] CXLIV. ¶ Van Symonet 1.[regelnummer] SYmonet stont voor die poorte Sinen meester die hi comen sach Die groote necker met zijnder soorte die geue v also quaden dach Wat segt ghi lieue knape sijn Meester ic hiete v wellecome Moet ic niet een goet bode zijn Meester ic ben Symonetkijn. Die van uwer vrouwen camere draecht het slodt ende het sluetelkijn En ben ic niet een mannekijn. Ende altoos ben ic smoorpot sijn 2.[regelnummer] Symonet ouer tafel was gheseten Sijn vrouwe brochte spijs ende dranc Symonet ic laet v weten Altijt staet ghy in mijn bedanc Knaep ende meester suldy zijn Och vrouwe dat sal ic betalen Moet ic niet een goet bode zijn Meester ic ben Symonetkijn Die van uwer vrouwen camere. 3.[regelnummer] Symonet maecte goede chiere daer hi op die bedsponde sadt Die meester maecte die maniere door een cleyn spleetken dat hi sach O wat maect ghi lieue knape mijn Meester ic doe dat ghi behoort te doenc. Moet ic niet een goet bode zijn Meester ic ben Symonetkijn Die van uwer vrouwen camere. . 4.[regelnummer] Symonet sinen meester diende Seuen maenden meer noch min Al hadde hi zijnder vrouwen te vriende Sijn meester gaf hem zijn ghewin [pagina 217] [p. 217] Ghi en moecht niet meer goet bode zijn die van mijnder vrouwen camere Draecht het slot ende sluetelkijn Meester ic ben Symonetkijn Vorige Volgende