Horae Belgicae(1968)–A.H. Hoffmann von Fallersleben– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende XXI. Een oudt liedeken 1.[regelnummer] DJe voghelkens inder wilder heyden Si hebbent so wel ghesonghen. Jck ben van mijnen soeten lieue So ruyterlijcken gedrongen Si meynt dat ick haer eyghen ben Ende is si dan niet slechte Jck en mach niet meer ter molen gaen. Hillen billen metten iongen knechten stampt stamperken stampt, stampt hoerekint stampt Stampt stamperkin inde molen. 2.[regelnummer] Jc en can mi voor dese ionge gesellen niet gehoeden Ende dan so coemt dat oude wijf Si wil daer omme verwoeden Om dat si dat niet gemaken en can Daer omme so wil si vechten Jck en mach niet meer ter molen gaen Hillen billen metten ionghen knechten Stampt stamperken stampt, stampt. . Stampt stamperken inde molen. 3.[regelnummer] Die een goede nieuwe molen heeft Och hoe wel mach hijse malen. [pagina 30] [p. 30] Wanneer hijse wel ghemalen heeft So leyt si wel also stillen Den oppersten steen die gaet of Den ondersten blijft in zijn rechten Jck en mach niet meer ter molen gaen. Hillen billen metten ionghen knechten Stampt stamperken stampt stampt. . Stampt stamperken inde molen. 4.[regelnummer] Hi nam dat meysken bider hant Hi leydese aen die steene Hi steldese op dat cuypen boort Hi haddese daer alleene Dat een been stelde hi op den sack Dat ander been al op die lechte. Jck en mach niet meer ter molen gaen Hillen billen metten ionghen knechten Stampt stamperken stampt, stampt. . Stampt stamperken stampt inde molen. Vorige Volgende