4.[regelnummer]
Al is hij wat zwart, hij is wel bekend,
hij is de koning uit Orient.
5.[regelnummer]
Wij kwamen den hoogen berg op gaan,
daar zag men de star zoo stille staan.
6.[regelnummer]
O starre, je moet er zoo stille niet staan,
je moet er met ons na Bethlehem gaan.
7.[regelnummer]
Te Bethlehem inne de schoone stad
daar Maria met haar klein kindeken zat.
8.[regelnummer]
Hoe kleinder kind en hoe grooter god,
een zalig nieuwjaar verleen ons god!
Holländisch: De Marsdrager, of nieuwe Toverlantaren 1754. (Hor. belg. 2, 69). Auch vlämisch vorhanden, s. Snellaert zu Willems bl. 436. Dasselbe Lied, zu 30 Strophen ausgesponnen, in französisch Flandern: Chants populaires par E. de Coussemaker Nr. 28. Dahin gehört auch Nr. 30. daselbst.
Vgl. das deutsche Lied in meiner Geschichte des deutschen Kirchenliedes 2. Ausg. Nr. 259.