Alte Schuhe.
Gerhard van Velsen sagt zu Graf Floris, als dieser ihm zumuthet, seine Buhlin zu heirathen, Nr. 3, 3:
uw oude versleten schoenen en wil ic niet.
So auch Antw. LB. Nr. 1, 6:
Vrijt u een man tenen boele,
een ruiter oft een baroen,
wacht u dat hi niet en coele,
want ghevoelde hi dat ic ghevoele,
hi en sou niet gaen aendoen
een anders mans oude schoen.
Als König Alewijn sich mit einer anderen als seiner bisherigen Geliebten vermählen will, fordert er diese auf, auch ein Brautgeschenk zu geben; sie aber erwiedert, Nr. 11, 11:
mijn oude kousjes en mijn versleten schoen,
die mag ze wel dragen met eeren.