eens te zien, of te leezen. Ik meen dan niet te dwaalen, met dit Treurspel onder de oogen te brengen, van een Man, die niet alleen de Dichtkonst bemint, maar de zelve oeffent, en verstaat, en daar my de weg niet geslooten is, om behoorelyke lof voor 't goede, en heusche aanwyzinge voor myn feilen te erlangen, verre buiten het ryk van hekelaars en vitters, daar deze eeuw overvloedig van voorzien is, het zal my genoeg zyn, als ik UE. eenigermaaten vernoegen kan, want ik vertrouw, schoon deezen, zo genaamden Sultan Selim, met geen Fransche, of andere veeren op zyn Tulband pronkt, gy u echter zult gewaardigen den zelven eens te doorbladeren, en ten Tooneele zien voeren. Indien ik myn oogwit getroffen heb, hoop ik daar mede iets