Onze sporthelden. Deel 2
(1989)–Guno Hoen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |||||||||||||
Bokser Cramp‘Aan mijn boksloopbaan is evenals die van de meeste sportlui ook een voorgeschiedenis gekoppeld die in het kort hierop neerkomt. De inspiratie om de bokssport te beoefenen kreeg ik in feite van de grote Joe Louis. Ik groeide op, sterk en flink, maar had in eerste instantie geen flauw idee om bokser te worden. In Paramaribo is de man die mij hiertoe gestimuleerd heeft, inspekteur van politie Mac Donald geweest. Hij gaf mij de fightingspirit om bokser te worden. Ik hoor dat hij een groot man geworden is. O gottegot, wat weet Suriname toch zijn grote zonen te eren; iemand die weet wanneer een ander iets met kracht of verstand moet aanpakken. Als ik in Suriname kom zoek ik hem beslist op. Het ging allemaal zo toe:
In de omgeving waar ik woonde had je een kerel die om de een of andere reden jaloers was op me. Hij sloeg me vaak. Ik klaagde hierover bij mijn moeder die me de raad gaf niet met flessen of stenen naar die kerel te gooien maar hem bij de politie aan te brengen. En zo liep ik eens, nadat die kerel mij weer had afgetaeld, naar de politie. Nadat ik het doel van mijn bezoek op het politiebureau aan inspekteur Mac Donald had bekend gemaakt, zei deze: ‘Jij gaat boksen leren. Je bent jong en sterk genoeg. Je gaat je kracht in de boksring waarmaken.’ Ik liep enigszins beschaamd weg en liet mij nog diezelfde dag inschrijven op de boksschool van Henry Sno, een school die op dat | |||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||
moment ongeveer 20 leerlingen telde. Leek was ik op dat moment helemaal niet. Daar ik dagelijks op eigen initiatief veel snuffelde in boksboeken zoals die van Lub van Dam.
Het duurde niet lang of ik wist het gezegde ‘De leerling overtreft z'n meester’ letterlijk toe te passen. Na drie of vier maanden gaf Henry Sno mij een brevet van geschiktheid. Ik wist dat ik in die korte tijd veel geleerd had, maar ik voelde dat ik technisch en taktisch nog heel veel te kort schoot. Joe Louis, zei ik tegen mijn leermeester Sno, was oersterk maar hij zette zich toch dagelijks in om zijn vaardigheid op te voeren. Ik bleef nog een paar maanden bij de boksschool Sno hangen, maar ja, ik moest toch op een gegeven moment eruit, want ook mijn leermeester was niet tegen mij opgewassen. Het is erg jammer dat ik mij de sportmakkers van de school van Sno niet meer kan herinneren. Ik heb reeds jaren zo weinig kontakt met mensen in Suriname. Zelfs met familieleden voor wie ik mij altijd heb uitgesloofd is het kontakt reeds jaren verbroken. Trots deze problemen heb ik mijn hart en mijn geest nog steeds aan mijn geboorteland verpand. | |||||||||||||
Eerste gevechtMijn eerste officiële gevecht in Paramaribo was tegen Denz, ook wel fighting Denny genoemd. Wij woonden samen aan de Pontewerfstraat. Hij was een heel sterke man, ouder dan ik, maar zijn nadeel was dat hij mij voor het gevecht onderschatte en dat kwam hem duur te staan. Denz was de uitdager en liep voor het gevecht overal te verkondigen dat hij mij zou aftakelen. In welke ronde ik door K.O. een einde aan het gevecht maakte, weet ik niet precies meer. Feit is, dat ik hem en andere tegenstanders heb bewezen dat de snelheid van de stoot de kracht van de stoot is. Ik heb met deze instelling en waarheid heel wat gevechten in en buiten Suriname in mijn voordeel beslist. Tegenstanders zoals: Brewster, Kira, e.a. hebben dit aan de lijve gevoeld. Het grappige van het geval was, dat ik in het eerste gevecht tegen Kira, die feitelijk niets van boksen afwist, niet op eerlijke wijze heb verloren. Deze business om de centjes van het publiek oneerlijk binnen te halen, werd in elkaar gezet door de heer Wadi Sauwma, die als promotor optrad. Kira had me nauwelijks geraakt, ik ging volgens | |||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||
afspraak neer en Kira werd als winnaar uitgeroepen. Voor het tweede gevecht maakte ik met niemand een of andere afspraak en sloeg Kira in de tweede ronde K.O.
Ik zette mijn reeks van gevechten in Suriname met veel succes voort. Op een goede dag werd ik door de heer Lemmer, meer bekend als Palem, aangezocht voor een gevecht met een zekere Robby van Elten, een marinier die op de een of andere wijze in Suriname beland was. Gottegot, wat is Suriname toch een heerlijk land. Er werd veel reclame gemaakt voor dit gevecht. Het moest heten dat mijn tegenstander een reeks gevechten en kampioenschappen op zijn naam had staan. Het was zuiver teki njang. Kijk, Palem kwam naar me toe en zei: ‘Cramp, er is in Suriname een kerel Robby van Elten. Deze kerel heeft vroeger wel eens in de boksring gestaan, maar heeft het nooit ver gebracht. Ik ga een gevecht tussen jou en Van Elten promoten en een geweldige reclame voor dit gevecht maken.’
Wat was het toch een sensatie in Paramaribo met leuzen zoals Mang mitie mang tide! En ik maar lachen in mijn vuistje. Wel, wel, ik ga u eerlijk vertellen, wat Mohamed Ali nu doet om zijn tegenstanders voor een wedstrijd met groot praats af te schrikken, dat deed All Cramp in zijn boksloopbaan ook. Ik sloeg Van Elten in de tweede ronde K.O. Om het publiek te belazeren was er afgesproken om het gevecht niet te snel te doen eindigen. Maar mijn tegenstander had reeds in de tweede ronde weinig zin om verder te vechten. Hij liet zich bij een onschuldige stoot op het kanvas vallen en bleef liggen tot hij door de scheidsrechter was uitgeteld.
Het leukste van alles was het moment waarop zijn second hem bij de zevende tel aanmaande om op te staan om verder te boksen. Robby lichtte zijn hoofd even op en zei: ‘Als jij er zin in hebt om tegenover deze boom op mij wijzend te gaan staan dan mag je het rustig doen, maar ik blijf liggen.’ Naderhand werd verteld dat er inderdaad een top Nederlandse bokser Robby van Elten bestond, die een zeer goede record op zijn naam had. De man die hier in de ring gestaan had, had echter geen kaas van boksen gegeten. Mensen die deze belazerij hebben meegemaakt beweren | |||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||
dat de man die de rol van Robby van Elten in het gevecht tegen Cramp moest vervullen, rustig bleef zitten toen hij werd op geroepen om aan het publiek te worden voorgesteld. Hij keek als een kat in een vreemd pakhuis rond en vroeg aan iemand in zijn direkte omgeving: ‘Wie is nou Robby van Elten?’ | |||||||||||||
Kampioen van SurinameHet zwaargewicht kampioenschap van Suriname heb ik nog steeds op mijn naam. Dit vanwege het feit dat ik 24 jaar geleden in een gevecht tegen oud-bokser Harry Krassens het Surinaams kampioenschap behaalde. Eg jammer is het dat ik voor deze titel niet eens een belt heb ontvangen om als bewijsstuk aan te tonen. Ik ben nog steeds kampioen van Suriname en verwacht nog steeds een uitdaging om mijn titel te verdedigen, maar ja, het schijnt dat niemand ooit durft mij uit te dagen. Ik word straks vijftig jaar en zou best naar mijn geboorteland terug willen om mijn titel te verdedigen. Ik heb in Suriname o.a. mijn titel mogen verdedigen tegen Jessy Brewster die omstreeks 1953 met een grote mond uit Noord-Amerika naar Suriname was teruggekeerd. Dat was me toch een sensatie voor het gevecht tussen Brewster en ik. Brewster was heel erg populair onder vrienden die aan de Waterkant huisden. Alles Wat de klok sloeg was toen Jessy. Mijn populariteit was in een minimum van tijd weggezakt. Weer was de promotor van dit gevecht Waldi Sauwma. Hij kwam thuis bij mij aan de Dr. Sophie Redmondstraat en zei: ‘Cramp nu is het met je gedaan. Ik wed met je wat je wil, jij gaat de boot in tegen Jessy’.
De dag voor het gevecht komt Wadi naar me toe en zegt: ‘Cramp, je weet dat je niet mag winnen, want als je wint kunnen wij geen geld verdienen. De man komt uit Noord-Amerika, een land waar de bokssport hoog staat. Iedereen is in de veronderstelling dat Jessy een geweldige bokser is, dus valt met gevechten tussen jou en hem veel geld te verdienen. Voor het gevecht had ik veel last van aanhangers van Jessy ondervonden. Hierdoor was mijn populariteit erg gedaald. Ik bekeek de zaak wat principieel en nam me voor met Jessy geen komedie te spelen en hem een geducht pakslaag te geven. Reeds in de tweede ronde sloeg ik hem neer. Hij herstelde zich en vocht tot het einde van de wedstrijd in verde- | |||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||
digende positie. Wat is Suriname toch een heerlijk land, wat kan je allemaal niet in Suriname meemaken. Ook bij deze gelegenheid werd weer een typisch Surinaamse beslissing genomen. Trots ik met grote zekerheid duidelijk meer punten gescoord had, werd de wedstrijd door de leiding draw verklaard.
Ja, Suriname, land van melk en honing, daar kan van alles. In de tweede wedstrijd, na een week of drie, sloeg ik Jessy het hospitaal in. Of het nou een zaterdagmiddag of een zondagmorgen was, toen het gebeurde, weet ik niet precies meer. Ik heb toen voor het eerst in mijn leven meegemaakt dat iemand in coma via zijn armen met injectienaalden gevoed werd. De behandelende geneesheer haalde mij helemaal thuis af om dit mee te maken. Daar het niet in mijn bedoeling had gelegen om de man zo te mishandelen, schrok ik er erg van en was geruime tijd onder de indruk hiervan. Ik heb ze altijd gewaarschuwd, dat de kracht van de stoot in de snelheid van de stoot zit.
Mijn laatste gevecht in Suriname voor ik naar Nederland vertrok, was tegen Henry Sno. De wedstrijd werd geleid door Andre Kamperveen, de man die veel mag en veel kan in Suriname. Kijk, Kamperveen, ik ben niet jaloers op je. Alle mensen hebben hun lot in eigen handen, dat heeft mijn moeder mij geleerd. Tenslotte zijn niet alle vingers even lang, eerlijk, Wij zijn allemaal mensen, niemand is meer dan een ander, het zou goed zijn, wanneer wij dat in Suriname zouden leren begrijpen.
Ik ben altijd een jongen met een grote mond geweest, omdat ik wist wat ik waard was. Dit was ook een reden waarom het gevecht tegen Henry Sno toch zo een sensatie werd. Ik had alle andere tegenstanders zoals Denz, Krassens, Kira en Brewster reeds een kopje kleiner gemaakt, vandaar dat de hoop van velen op Sno was gericht, om mij te verslaan. Ook voor dit gevecht werd weken van te voren veel propaganda gemaakt. In de derde ronde sloeg ik Henry Sno neer. Scheidsrechter Kamperveen begon te tellen, toen liep ik naar hem toe en zei: ‘Ampie, je mag die man niet uittellen, want als je dat doet is het gevecht geëindigd en is het publiek niet aan haar trekken gekomen.’ Ik was sterk en veel sneller dan Sno en was ervan verzekerd dat ik | |||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||
het gevecht elk moment in mijn voordeel zou kunnen beslissen. Na een paar tellen stond Sno op; ik gaf hem de gelegenheid door niet te fel in de aanval te gaan, zich te herstellen, om verder te vechten. Mijn sterkte zat in de kracht van mijn rechterarm. Mijn rechterarm gebruikte ik als Casius Clay, voornamelijk om slagen van de tegenstanders af te weren. Wanneer ik mijn rechterarm met een enorme snelheid op de tegenstander deed neerkomen, betekende dat meestal het einde. Ik speelde tot de achtste ronde zo'n beetje met Sno, maar toen vond ik het tijd om aan het gevecht een einde te maken. In de achtste ronde sloeg ik Sno weer neer.
Het is leuk te vertellen wat ik hierna meemaakte. Weer werd door de scheidsrechter aan Sno de gelegenheid geboden, met een heel laag tempo bij te komen. Wat is Suriname toch een land op zichzelf, een land met eigen regels. In de korte pauze waarin de scheidsrechter bezig was om Sno uit te tellen werd op mijn een beroep gedaan om het gevecht dat voor tien ronden was uitgeschreven te staken. Ik won dus op punten in de achtste ronde, terwijl het gevecht in feite reeds in de derde ronde door K.O. moest worden beslist. Henry mocht eigenlijk niet eens tegen mij vechten. Hij vocht nl. in de klasse middengewicht en ik was zwaargewicht. De bedragen die ik met boksen in Suriname verdiende, heb ik altijd met vrienden en aanhangers zoals Big Jones, verspild. Na zo'n wedstrijd trakteerde ik mijn vrienden altijd op petjil, bakabana, eten (restaurant) en drankjes’. | |||||||||||||
Onder de touwen in de ringAll Cramp had in Suriname altijd de gewoonte om tussen de touwen door in de boksring te stappen. Dit was voor een bokser een heel merkwaardige manier, die veel stof deed opwaaien. Boze tongen beweerden dat Cramp met takroe sani (boze geesten) bokste, anderen beweerden dat Cramp bang van takroe sani was, vandaar dat hij zich niet normaal gedroeg. Cramp reageerde hierop als volgt:
‘De geruchten die over takroe sani van mij werden verteld, waren allemaal de grootste sprookjes. Het is niet helemaal waar dat ik nooit via de normale weg in de ring ging. Meestal was dit vanwege | |||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||
de grote drukte die bij de ingang van de ring heerste, erg moeilijk. Vandaar dat ik vaak een andere weg koos. Kijkt u, ik ben een neger en verloochen of veracht mijn cultuur nimmer. Ik ben gehuwd met een Hollandse, maar dat betekent niet dat ik mijn eigen cultuur verwaarloos. Die praatjes over takroe sani van mij, zijn totaal uit de lucht gegrepen. Ieder mens in de wereld heeft een geest en als je dat niet onderkent of niet weet, dan krijg je altijd problemen. Mijn geest staat hoog vandaar dat ik op het flauwekul verhaal van takroe sani niet dieper zal ingaan, maar wel wil ik stellen dat de meest geleerde mens in de wereld die zijn geest vernedert met allerlei lage handelingen, nooit veel zal presteren. Mijn geest heb ik altijd hoog gehouden en daarin school mijn kracht en niet in hokus pokus zoals werd verteld.
Het gerucht in Suriname over het gevecht tegen Harry Krassens dat de ronde deed, alsof ik hem vals of met zwarte kunst zou hebben bijgewerkt is ook uit de lucht gegrepen. Ik was gewoon te goed voor zulke mensen. Een Cramp is altijd een harde werker geweest, die van een dubbeltje duizend gulden kan maken. | |||||||||||||
In NederlandDe man die mij 20 jaar geleden stimuleerde om mijn bokscarrière in Europa voort te zetten was Pieter Polanen, nu wijlen. Hij schreef me vanuit Amsterdam en vertelde onder meer dat ik als ik naar Nederland zou willen komen om te boksen, binnen twee jaar miljonair zou kunnen zijn. In Suriname kende ik, zoals eerder gezegd geen tegenstander meer. Ik maakte toen contact met de heer Harweinen van C.K.C. die mij eerder reeds flink had gestimuleerd, door mij in de gelegenheid te stellen zonder aanbetaling of garantie, goederen bij C.K.C. te betrekken om na verkoop met de firma af te rekenen. Wat was dat een vader, wat was dat een goede man voor mij. De heer Harweinen - een Hollander - gaf mij de raad om op het aanbod van Pieter Polanen in te gaan. Hij zei: ‘Kijk Cramp, met jouw mentaliteit, eerlijkheid en bokskennis zal je in Europa zeker veel bereiken.’
Op 10 oktober 1955 stond ik dan op Schiphol waar ik door Pieter Polanen werd afgehaald. Pieter had mij intussen reeds ingeschreven | |||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||
als beroepsbokser in een Nederlandse club. Overdag bleef ik echter niet stil zitten, maar werkte als timmerman bij de A.B.N. Ik ben ruim tien jaar in dienst geweest van de Gemeente Amsterdam. Mijn eerste gevechten aan het begin van mijn loopbaan in Europa bokste ik onder leiding van Piet de Graaf, de grootste manager toendertijd van Amsterdam, met als grootste tegenstander Theo Huisraad van Rotterdam. Ik bokste na een kort verblijf en intensief trainen in Italië tegen zwaargewicht Mino Scarabilino. Dat was het gevecht van de eeuw, want ik sloeg Scarabilino van de ring naar het hospitaal.
Het is goed dat ik in de gelegenheid werd gesteld de Surinamers te informeren hoe hard en gemeen de bokswereld is. Geen wonder dat een goede Duitse vriend eens tegen mij zei: ‘Cramp, het spijt mij dat men in Suriname zo min denkt en dat je eerst in het bezit moet zijn van een Ulo of Mulo diploma (toen), voordat de deur voor jou opengaat. Met jouw mentaliteit had je het in het ander geval veel verder geschopt. Jij bent te goed om in deze harde ondergrondse bokswereld te leven.’ De zaal waar ik de Italiaan K.O. sloeg was tot de nok met toeschouwers gevuld. Naar aanleiding van afspraken die zwart op wit via mijn manager - Piet Termeulen - waren gemaakt verwachtte ik een behoorlijk bedrag na deze prestatie. Ik was diep teleurgesteld toen aan mij slechts een bedrag van drieduizend gulden werd uitbetaald. Bij nadere informaties bleek dat mijn manager, de heer Piet Termeulen, liefst vijfenveertigduizend gulden voor dit gevecht had achterover gedrukt. Ik beklaagde mij bij de Nederlandse boksbond, maar kreeg als antwoord: ‘Meneer, als je te diep in deze zaak wil gaan snuffelen, ga je zelf voor de gevolgen moeten instaan.’ In feite had men mij duidelijk gemaakt dat ik door de N.B.B. zou worden uitgesloten wanneer ik de zaak dieper zou laten onderzoeken. Aangezien je buiten deze organisatie geen behoorlijk nationaal of internationaal contract kan sluiten, was ik verplicht mij hierbij neer te leggen. Er was slechts een eerlijk man in de Nederlandse bokssport en dat was Piet de Graaf, de manager van de eerste boksschool, waar ik in Nederland werd ingeschteven door Pieter Polanen. Hij was gelukkig getrouwd, en een eerlijke man die alles over had voor de bokssport net als ik.’ | |||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||
All Cramp heeft in en buiten zijn geboorteland Suriname zeer goede records gevestigd. Hij vertrok met de titel Surinaams zwaargewicht op zak naar Europa in het jaar 1955. De gouden bergen die Cramp naar Europa hebben gelokt heeft hij nooit mogen zien. Die gingen allemaal naar de keiharde ondergrondse gangstermanagers zoals Pieter Termeulen. ‘Boksen,’ aldus All Cramp, ‘kent geen voorwaarden en grenzen. Iemand die bijvoorbeeld nooit in de ring heeft gestaan als bokser zou nooit manager of trainer mogen zijn. De linke jongens in de bokswereld denken er anders over. Zij verkopen en kopen met hun kapitaal alle regels en grenzen kapot en drijven een soort koehandel met de bokssport. Je mag zo sterk zijn als een paard en een topconditie hebben, zonder energie en karakter kan je niets bereiken. Ik heb het eerder gezegd en het ook bewezen, dat de snelheid van de stoot de kracht van de stoot bepaalt.
Er is nooit eerder een bokser in de wereld geweest als Mohamed Ali, met zoveel kwaliteiten zoals: techniek, kennis, taktiek en inzicht. Mohamed Ali is een neger, die door alle negers in de wereld vereerd moet worden. Hij is de man die de bokssport een nieuw gezicht gegeven heeft en een nieuwe ontplooiing heeft teweeg gebracht. Mohamed Ali is de eerlijkste bokser in de wereld die ik ooit heb gekend. Hij slaat nooit vals en ook als je niet wil boksen laat hij je boksen. Dat was bij mij ook het geval, toen ik bokste. Als mijn tegenstander te zwak was of niet wilde boksen, maakte ik korte metten met hem. Ik ben erg blij dat ik de kans krijg om de Surinamers te vertellen, dat Mohamed Ali niet alleen de beste bokser is die de wereld ooit gekend heeft maar dat hij ook heel veel voor arme mensen doet. | |||||||||||||
All Cramp in topvormMijn carriere zette ik verder in Europa voort met wedstrijden tegen Deby de Vpigt in Rotterdam, die ik in de achtste ronde K.O. sloeg. In Nederland sloeg ik Tonny Scogard uit Kopenhagen in de eerste ronde het hospitaal in en bracht de revanche in Kopenhagen in de tweede ronde ook door K.O. op mijn naam. Die hokus pokus of takroe sani die ik gebruikte om gevechten in Suriname te winnen, zoals dat verteld werd, had ik zeker ook naar Nederland laten over- | |||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||
vliegen om al deze gevechten op mijn naam te brengen. Van een groter flauwekul heb ik nooit eerder gehoord. Ik won door eigen inzet en kracht en niet met bovennatuurlijke kracht. Als ik een evaluatie maak van de wedstrijden die ik in Europa met winst gebokst heb voordat ik er één verloor dan ziet deze er als volgt uit:
Mijn eerste verlies was tegen de Italiaan Mino Bozano in Italië. Surinamers, wat mooi, wat leuk, dat ik mijn hart een beetje kan luchten en dat mijn kondremans de boksloopbaan van All Cramp die zij misschien niet kennen, langs deze weg nu kunnen weten en dat zij mogen weten wat met All Cramp allemaal gebeurd is. Mino Bozano, een Italiaanse bokser, stond aan de vooravond om te boksen voor het Europees kampioenschap, toen manager Piet Termeulen naar mij toe kwam en zei: ‘Cramp, je bent gekomen om uit te komen tegen Mino Bozano.’ Ik stelde bij Piet Termeulen toen de eis van tienduizend gulden voor het gevecht. Later was ik toch verplicht voor veel minder tegen Mino Bozano in de ring te staan, daar ik pas getrouwd was, vrouw met twee kinderen te verzorgen had en nog heel wat schulden op mijn huisraad moest aflossen. Ik zat in geldnood en had geen andere keus dan voor een veel minder bedrag deze wedstrijd te boksen. Slinkse jongens zoals Piet Termeulen weten donders goed wanneer een bokser op zwart zaad zit en maken daar dan ook handig gebruik van.
Ik stond aan de vooravond van de wedstrijd toen ik een ervaring opdeed die ik nooit eerder had opgedaan. Ik stapte kort voor het gevecht in de ring en zoals gebruikelijk werden mijn bokshandschoenen, na door de scheidsrechter te zijn nagezien, voor mij aangetrokken. Tot mijn verbazing zag ik even later mijn tegenstander Mino Bozano uit de kleedkamer de ring naderen, compleet met bokshandschoenen aan. Zonder dat deze door de scheidsrechter waren nagezien. Ik protesteerde heftig bij mijn manager Piet Termeulen. Ik haalde aan, dat ik recent een landgenoot van mijn tegenstander - Mino Scarabolini - het hospitaal had ingeslagen en | |||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||
begreep dat er plannen waren om op mij een behoorlijke revanche te nemen. Bovendien stond mijn tegenstander aan de vooravond om Europees kampioen te worden, reden waarom ik geenszins van plan was om te vechten met iemand die naar alle waarschijnlijkheid een hard voorwerp in zijn bokshandschoenen zou kunnen hebben. Ik stelde toen de eis dat er voor het gevecht een onderzoek zou moeten plaatsvinden m.b.t. eerder genoemde onregelmatigheden. Als ik u vertel wat de reactie van mijn manager was, dan zult u het misschien niet willen geloven, daar ik u dit zwart op wit niet kan bewijzen. Ik kan wanneer dit echter moet, er een eed op afleggen, dat de heer Piet Termeulen erg boos op mij werd en zei: ‘Cramp, je zou drieduizend gulden voor het gevecht ontvangen. Als je niet onder deze omstandigheden wil boksen, hier is dan een ticket terug naar Nederland.’ Wat een vernedering, wat heb ik allemaal op dat moment niet moeten meemaken. Mijn vrouw en kinderen zaten allemaal thuis te wachten op het geld dat wij op dat moment toch zo hard nodig hadden. Voor mij zou het dus een heel moeilijke zaak zijn om zonder geld naar Amsterdam terug te keren. Gelukkig dat ik een man ben, die in God gelooft en die nog nooit in mijn boksloopbaan, ook niet hier in Europa, voor wie dan ook bang ben geweest. Ik leefde als een bokser en ging voor niemand uit de weg. Ik bokste tegen Mino Bozano tot de tweede ronde en gaf me toen staande gewonnen. Het is de eerste keer in mijn leven dat ik mij in een bokswedstrijd heb laten vernederen, maar dit deed ik voor mijn gezin.
Totaal heb ik voor al mijn boswedstrijden in Europa nauwelijks tienduizend gulden in handen gehad. Het grootste deel ging naar de managers en promotors, allemaal onderwegeldfiguren. In de tijd toen ik nog in vorm was, mocht een Surinamer in Nederland ook geen Nederlands of Europees kampioen worden. Vandaar de grote tegenwerking op elk gebied. Ik kreeg het op een gegeven ogenblik aan de stok met de leiding toen ik meer geld eiste voor mijn gevechten en werd voor een jaar geschorst. | |||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||
Nederlands kampioenIk kreeg één keer de gelegenheid te boksen om het Nederlands kampioenschap en wel tegen Wim Snoek. Ik heb eerlijk gewonnen. De eerste en tweede ronde waren voor mij. In de derde ronde sloeg Wim Snoek na, maar werd niet gediskwalificeerd door de scheidsrechter Henk Brul, die voor de aanvang van de wedstrijd duidelijk gesteld had: ‘Denk eraan hier leven wij niet in Amerika. Wie naslaat wordt door mij onherroepelijk gediskwalificeerd.’ Later werd Snoek toch als winnaar uitgeroepen. Alle Surinamers en Nederlanders die dit gevecht hebben meegemaakt, weten dat ik eerlijk gewonnen heb. Het verzoek dat ik aan de Telegraaf deed om de film van het gevecht af te draaien, werd per brief afgewezen met het argument: Meneer Cramp, u hebt eerlijk gewonnen, maar Wim Snoek is een Hollander, dus wij mogen hem dit niet aandoen. Mensen in Suriname, All Cramp heeft in Europa toch zoveel moeten meemaken. Na het gevecht Snoek, bokste ik een business-gevecht tegen Karel Middelberg en dat bracht mij drieduizend gulden op. Piet Termeulen kwam naar me toe en zei: ‘Cramp, je kan drieduizend gulden verdienen als je tot de derde ronde tegen Karal Middelberg bokst.’
Nogmaals mensen, overal ter wereld zijn er goede en slechte mensen. De bokswereld is ook in Nederland erg hard, maar niet iedereen heeft me hier slecht behandeld. Mijn eerste manager de heer Piet de Graaf, daar heb ik niets over te klagen, maar de die mij in Nederland echt slecht heeft behandeld is Piet Termeulen.’
All Cramp is tot vandaag een harde werker. Trots hij letterlijk en figuurlijk vele slagen in het leven heeft gehad en sinds 6 jaar geleden voor 80% is afgekeurd, is hij twee tot drie keren per week te vinden onder de overdekte markt in Nederland (Groningen), waar deze ex-sport-ambassadeur van Suriname met de hand gemaakte souvernirs het publiek te koop aanbiedt. Hij beweert nog steeds de zwaargewicht kampioen van Suriname te zijn, en is bereid zijn titel elk moment in Suriname te verdedigen. |
|