Nieuwe proeve van klijne gedichten voor kinderen(1778)–Pieter 't Hoen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] De speelzieke. Hoor eens, lieve zusje Mietje, Wat ik heden heb gedaan, Maar gij moet het niet vertellen; Vader zou mij zeker slaan. Neefje Jan wou met mij speelen, Hij had duiten in zijn zak, Maar het speelen liep hem tegen; 'k Won het spel op mijn gemak. 'k Wis wel dat ik 't ligt kon winnen, Wijl ik beter speel dan Jan. Laat ons nu wat lekkers kopen; Vader weet er toch niet van. Foeij, zei Mietje, schaam u broeder! Dat gij zulk een dwaasheid doet. Gij kost, zegt ge, beter speelen, Foeij, gij hebt een lang gemoed. [pagina 20] [p. 20] 'k Zal het vader niet verzwijgen, Want gij zijt in groot gevaar. Deze winst kan u verlokken, Dat gij wordt een dobbelaar, En die daar toe is genegen Wordt eerlang veelligt een dief. 'k Zal het zeggen! Og, zei broertje, Zeg het niet mijn Mietje lief. 'k Zal de duiten wedergeven, Lieve Mietje, zwijg toch stil! 'k Zal voortaan zulk speelen laten, Wijl ik naar u horen wil. Vorige Volgende