| |
| |
| |
| |
| |
Het vuiltje
Toen de soldaat de hoek omkwam,
woei het verschrikkelijk,
de wind blies wolken stof hoog-op,
Het allerkleinste stofje vloog
Hij stapte naar den korporaal
toen ik zo pas de hoek omkwam
woei het verschrikkelijk,
de wind blies wolken stof hoog-op,
het allerkleinste stofje vloog
juist in mijn rechteroog.
Ik voel mij helemaal niet pluis
en blijf vandaag maar thuis.’
De korporaal zei: ‘Zo, zo, zo!’,
en liep naar den sergeant,
en zei: ‘Het is frappant,
ik sprak zo-even een soldaat,
die voelde zich niet pluis,
hij blijft vandaag maar thuis.’
| |
| |
De sergeant bromde: ‘Sapperloot!’,
vanmorgen vroeg liep een soldaat
(of twee, ik weet het niet precies)
het weer was zeer bijzonder vies.
Het woei verschrikkelijk,
de wind blies wolken stof hoog-op,
En toen ze daar zo liepen, vloog
ze voelen zich beslist niet pluis,
vandaag blijven ze thuis.’
De luitenant, geheel van streek,
Hij zag verbazend pips en bleek
en sprak: ‘Het is niet fijn,
ik hoor zo juist van den sergeant,
Een hele troep soldaten kan
niet vechten voor het land.
Men heeft, als de sergeant niet loog
Men zit nu thuis en wrijft en wrijft,
helaas, het vuiltje blijft.’
| |
| |
De kapitein, een driftig man,
die nooit zijn tijd verloor,
reed op zijn paard naar den majoor,
Hij salueerde recht en stram
(en nog wel meer misschien)
die kan geen steek meer zien.
Ik vraag me af wat ik moet doen,
ik ga maar met pensioen!’
De majoor, in een vlieg-masjien,
en zei: ‘Als ik het zeggen mag,
Ik hoor juist van den kapitein,
die hoorde van den luit',
die hoorde weer van den sergeant;
vandaag kwam het bevel ‘val aan,’
maar het zal heus niet gaan,
de mannen - het is géén gezicht! -
lopen met één oog dicht ...’
| |
| |
we zouden morgen juist op m .. mars.
dat zit ons lelijk dwars.
Straks zijn er van mijn regiment
maar een p .. paar man present.
Ik zeg u op mijn woord van eer,
het is geen doen, m .. neer!’
De generaal, heel oud en wijs,
schreed statig naar 't Paleis.
Hij klopte bij den Koning aan
en mocht naar binnen gaan.
De generaal zei: ‘Majesteit,
veel praten heeft geen zin.
Ik val maar met de deur in huis:
Er is hier iets niet pluis.
Het leger heeft, van laag tot hoog,
Wij kunnen, het is buiten kijf,
den vijand niet te lijf.’
De Koning sprak Vol Waardigheid:
‘Geloof, dat het Ons spijt,
maar vuiltjes, daar kan niemand voor,
de oorlog gaat niet door!’
|
|