Panopticum(1946)–Han G. Hoekstra– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Panopticum Dwalen door kamers, gangen en portalen, De wezens vinden die men is geweest, Schooljongen, ambtenaar, vrek, dief, bruut, beest, Engel, dwaas, nietsnut, halfgod. Duizend malen In andere gestalten leeft de geest. Hier drinkt mijn drinkebroer uit zijn bokalen, Daar mint mijn minnaar; door de kamers dwalen, Maar door die eene kamer toch het meest. Is het al lente? Tuindeuren staan open, In 't raamkozijn passer en gradenboog. Scheef staat de stoel. Is het net weggeloopen? Ik zoek, en in de hoekkast zit het dan, En spotlacht met een onderzoekend oog. Kiekeboe, zegt het kind tegen den man. Vorige Volgende