Uit de voorrede.
‘In den tijd toen ik te Liverpool mijn herderlijk werk verrichtte, kwam ik heel dikwijls in de armste achterbuurten dezer stad en maakte daar kennis met de meeste typen, die in mijn verhaal optreden. Eerst toen ik de ‘straatkinderen’ zelf gezien had in hun tehuis - indien men dien naam mag geven aan de ellendige holen, die zij bewonen - ben ik warme belangstelling en diep medelijden voor hen gaan gevoelen. Nadat ik in huis kennis met hen had gemaakt, sprak ik ze dikwijls op straat aan en deed mijn best om hun door een hartelijk of aanmoedigend woord te toonen, dat ik iets voor hen voelde. Velen hunner zijn lang zoo slecht niet als de meeste menschen schijnen te denken en trachten eerlijk aan den kost te komen, hoe moeilijk hun dit ook vallen moge, vooral wanneer zij thuis geenen den minsten steun ontvangen, terwijl zij op straat voortdurend in verzoeking worden gebracht door degenen over wie ‘Perks’ zich zoo terecht beklaagde.
De groepeering van de karakters in dit verhaal berust natuurlijk geheel op verdichting, maar de karakters zelve zijn niet verdicht. Benny en kleine Nell, Perks en Joe Wrag, grootje en Eva Laurence zijn naar het leven ge-