De zonderlinge lotgevallen van Hans Kijk-in-de-wereld(ca. 1846)–J.W.A. Hilverdink– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 17] [p. 17] IX. Hij dwaalt,met weinig geld op zak, Zijn hoofd bedekt met wonden, Wel veertien dagen rond, en nog Had hij geen dienst gevonden. Reeds was hem 't hoofd geheel op hol, Hij wist niet meer waar henen; Zijn maag was slecht voorzien, en 't geld Was uit zijn beurs verdwenen. Toen werd hij wijnhuis-muzikant En moest piano spelen; Doch menigmaal zat hij zich-zelf En andren te vervelen; En menigmaal, als zangeres En zanger naast hem zongen, Werd Hans, met de oogen toegedrukt, Als tot den slaap gedwongen. [pagina 18] [p. 18] En doe dan ook het zingend paar Aan 't oor van Hans mogt schreeuwen, Hij raakte telkens uit de maat, En zat gestaâg te geeuwen. En schoon de kastelein reeds vaak Toegevendheid betoonde, Als dronken Hans te slapen zat, En telkens hem verschoonde: In 't eind werd zijn geduld toch moê, Toen Hans geheel beschonken, Bewusteloos zat op zijn' stoel Te gapen en te ronken. ‘Nu is 't gedaan met mijn geduld: Nu wil ik 't niet meer rekken: Ga heen, en pak uw boêltje zaam; Gij kunt terstond vertrekken.’ Ik zal 't bij Hansjes levensloop Voor ditmaal laten blijven, En u zijn verder leven in Een volgend boek beschrijven. [pagina t.o. 18] [p. t.o. 18] Vorige