Het avontuurlijke leven van Peter Vucht(ca. 1860-1870)–J.W.A. Hilverdink– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] V. Hij wordt ontdekt en weggejaagd. ‘Wel, Karel!’ - sprak nu de oude heer, Toen hij aan tafel zat, In 't midden van zijn' vriendenkring, - ‘Vertel ons nu eens wat: ‘Hoe vaart toch Oom en Tante Struik, En neefje van der Bel, En zuster Kee, hoe maakt het die; ‘Zijn zij nog allen wèl? En staat dat oude huis er nog, Daar gij zoo bang voor waart? Kom, jongen! spreek nu, scheelt u wat? Hebt ge iets dat u bezwaart?’ [pagina 10] [p. 10] Maar Peter zat gelijk een beeld, En vrij in 't naauw gebragt; Doch eindlijk echter vat hij moed, En kraamt, uit alle magt, Een tal van leugens voor hen uit, Vertelt zoo veel hij kan, En al wat maar toepaslijk scheen, Brengt hij daar aan den man; Maar 't hielp niet: ieder zat versteld Van zulk een snood bestaan; Doch de oude heer neemt fluks het woord, En spreekt aldus hem aan: ‘Gij slechtaard! pak u daadlijk weg: Hieldt gij ons voor den gek, Of hadt ge iets anders in den zin? Ga heen, eer ik 't ontdekk' En aan policiedienaars meld', Wat booswicht gij wel zijt.’ En Peter repte zich van daar, Vol ergernis en spijt. [pagina t.o. 10] [p. t.o. 10] Vorige Volgende