Woordenboekje om het Engelsch te leeren spreken([1865])–A.J. Hillebrands– AuteursrechtvrijHoofdzakelijk voor de goede uitspraak Vorige Volgende H. Haagbes.Black-berry.Blek-ber-rie. Haan.Cock.Kok. Haast.Soon.Soen. Halen.To fetch.Toe fetsj. Hals.Neck.Nek. Half.Half.Haaf. Hamer.Hammer.Hem-mer. Hand.Hand.Hend. Handel.Trade.Treed. Handen.Hands.Hendz. Handig.Handy.Hen-die. Handdoek.Towel.Tou-il. Handmolen.Handmill.Hend-mill. Handschoen.Gloves.Glovz. Hanekam.Cocks-comb.Koks-koom. Hart.Heart.Haart. Haring.Herring.Herr-ing. Hartvriend.Bosom-friend.Boe-zum-frend. Haven.Port.Port. Haver.Oat.Oot. Havermeel.Oat-meal.Oot-miel. Haverstroo.Oat-straw.Oot-strow. Heer.Sir.Sur. Heester.Bush.Bosj. Heiland.Saviour.See-vi-or. Heilig.Holy.Hoo-lie. Hek.Fence.Fenz. Hel.Hel.Hel. Helder.Clear.Clear. Hemel.Heaven.Hev-en. [pagina 16] [p. 16] Herberg.Inn.Inn. Hert.Dear.Dier. Heuvel.Hill.Hill. Hier.Here.Hier. Hoed.Hat.Het. Hoek.Corner.Korn-er. Hoepel.Hoop.Hoep. Holland.Holland.Hal-lend. Hond.Dog.Dog. Honderd.Hundred.Hon-derd. Hooi.Hay.Hee. Hooigaffel.Hay-fork.Hee-fork. Hooimaand.July.Dzjoe-lie. Hoog.High.Hij. Hoorder.Hearer.Hier-er. Horologie.Watch.Oewatsj. Horologiesleutel.Watck-key.Oewatsj-kie. Houden.To keep.Toe kiep. Houder.Keeper.Kie-per. Hout.Wood.Oewoed. Houtbijl.Axe.Eks. Houthakker.Wood-Cutter.Oewoed-cot-ter. Huis.House.Hous. Huiswerk.Housework.Hous-oework. Huren.To hire.Toe hijr. Huurhuis.Hired-house.Hijr-id-hous. Huwelijk.Mariage.Marr-edsj. Vorige Volgende