figuren zijn leden van een nsb-academie. Behalve twee meisjes, een bedreigde maagd en een nymfomane, komen er nog een degeneré van adel en twee verstofte oude vrouwen in voor. De enigen die warme gevoelens opwekken zijn ondanks alles de vader, de moeder, de stervende broer. En - misschien iets te symbolisch - een dode, gipsen vrouwentors.
Jan Wolkers is een beeldhouwer, die wanneer hij niet abstract werkt een grote voorliefde toont voor Renoir en diens modellen. Deze voorliefde voor het bloeiende, sappige, heidense, moet in zijn jeugd tot heftige conflicten geleid hebben met zijn gereformeerde herkomst. (Zelf speelt Wolkers graag met de astrologische gedachte dat hij onder het teken van Scorpio geboren is en daardoor bezeten door problemen van dood en seksualiteit. Hoe dan ook, een goed beeld van de strijd tussen skelet en vlees, tussen Calvijn en Renoir. Heel mooi is - en dat is niet bewust zo gekozen - dat men op de flapfoto van Serpentina's Petticoat Wolkers met de armen wijd ziet staan voor de grafmonumentenwinkel op het Leidseplein, De Zuil. Graf en Zuil, dood en seksualitéit.)
Zolang hij vanuit deze problematiek schrijft is zijn stijl bezeten, wreed, kwetsbaar, geïnspireerd, vol van een fallische galgenhumor.
Misschien als restant van een gereformeerde behoefte aan wetmatigheid, rust hij niet eer de vorm voldoet aan strenge eisen van compositie, doorwerking. Zijn beeldhouwwerk heeft daardoor, ook in de meest abstracte laswerken iets klassieks. Zijn proza heeft meer mogelijkheden om door wreedheid, door vreemde grollen, de gaafheid te verscheuren. Maar de wetbehoefte is te groot. Niets wordt aan het toeval overgelaten. In ‘Vivisectie’, een prachtig verhaal (in Serpentina's Petticoat) over de dood van zijn broer, is het enige wat stoort de te zware geladenheid van enige details. Het noodlot moet vanaf het begin duidelijk zijn en daarom lijken de gespen van laarzen op ‘een leger kevers die een leeggegeten kadaver ontvluchten’ en de veters zijn ‘wanhopige stralen zwart bloed’. De beelden zijn goed en het verhaal wordt er geconcentreerder door, maar ik voel verzet tegen deze, predestinatie, ik verlang meer toeval, meer vrijheid in een verhaal.
Ook in de roman moeten alle details, een geweer, een schilderij, een litteken, de gipsen tors, een functie hebben in de compositie.
Vogens mij is dat de reden waarom het slot niet helemaal bevredigt.