Buiten klonk maar steeds het doordringende gezoem van de bijen.
‘Maar ik kan hier toch niet altijd blijven zitten,’ zei Bolke tegen zichzelf. ‘Ik moet er iets op bedenken.’
Na 'n half uur van ingespannen denken, kreeg hij 'n idee. Hij stampte driemaal heel hard op de grond.
‘Hé daar,’ riep een brommerige stem. ‘Kun je je niet wat kalm houden?’
‘Ik moet je spreken,’ riep Bolke, ‘kom even boven.’
De grond begon te bewegen en daar verscheen het kopje van een mol....
‘Hou je van honing?’ vroeg Bolke.
‘Nooit gehad,’ zei de mol. ‘Moet je me daarvoor helemaal naar boven laten komen?’
‘Nee, voor iets anders,’ zei Bolke. ‘De bijen zitten me achterna en ik ben gevangen in m'n eigen huis. Als jij met je vrienden een gang voor me wilt graven, zodat ik onder de grond door m'n huis uit kan kruipen, dan krijg je een hele raat honing van me.’
‘Laat eens proeven,’ zei de mol.
Bolke rende naar de hoek van z'n huis en gaf de mol een hapje honing.
‘Hmm,’ zei de mol, ‘niet kwaad. Hoeveel van die hapjes zitten er in een raat?’