Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)(1861)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Anne-Mieken. (Oud liedeken.) Onder 't loof der lindeboomen ruischte 't vrolijk snarenspel; Anne-Mieken ging er dansen, lustig reijen, beenen kransen, en ze deed het wonder wel. Maar een buurvrouw kwam heur fluisteren: ‘laat u door die vreugd niet kluisteren, kom naar huis, vertoef niet lang; want, eilaas, uw man is krank.’ Is hij krank? God zij dank! Wip! riep Anne-Mieken blij na een dansken twee of drij. Welk een wigglen, welk een wagglen. welk een onbesuisd gebaar! Rasscher dan de molenzwingen, als de winden er in zingen, drevelde Anne-Mieken daar. [pagina 74] [p. 74] Toen een buurvrouw stil kwam zeggen: ‘Wil het toch bedaard beleggen, kom naar huis; 't verdriet is groot; want, eilaas, uw man is dood. Is hij dood? 'k ben uit nood. Wip! riep Anne-Mieken blij na een dansken twee of drij. Blijder tokkelt men de vedel, hooger ronkte 't basgebrom, en met wellustvolle lonken, om een steenen hert te ontvonken, sprong ze gekker nog rondom. Toen een buurvrouw aan heure ooren zeide: ‘gij kunt nog bekoren, kom naar huis, wat goede maar! frissche vrijers zijn reeds daar.’ Vrijers daar? 'k ben al klaar. Wip! riep Anne-Mieken blij, vrienden, 't dansen is voorbij. Vorige Volgende