Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)(1861)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Vlamingen Vooruit. o Schoone tijd, wanneer de Vlaamsche zonen de vrijheid minden, 't vaderland ter eer, aan kerk en vorsten durfden 't volksrecht toonen, o schoone tijd keert gij nu eindlijk weêr? Is Marnix' geest op de aarde weêrgekomen bij 't blijde galmen: ‘Vlamingen Vooruit!’ en dooft hij weêr den smook der domheid uit, die stinkend oprees zonder 't licht te schroomen? Of trilt nu weêr, o moedige Artevelde! Uw forsche stem uit gindschen schoonen tijd, die Vlaandren boven Romes bliksems stelde, dit Vlaandren, waar gij al voor lijdt en strijdt? [pagina 29] [p. 29] Ik weet niet; maar het kan mijn hert bekoren, ‘'t Vooruit!’ en 't tuigt dat gij, ons volk bemint; ach, is het nu door 't zwarte rot verblind, Vooruit! ons volk is toch nog niet verloren. Verlicht dit volk, het is zoo vroom, zoo goedig; verlicht het, rukt het thands den blinddoek af; vervloekt u Rome, houdt u trouw en moedig; want wijkt gij, heden delft men Vlaandrens graf. 't Is tijd, want Vlaandren is zoo diep gezonken, dat men de leugen dood', de waarheid sticht'. Vooruit dan, mannen, 't is ons aller pligt, aan Vlaandren nu zijn' ouden roem geschonken; Opdat het, als 't verlichtste land der aarde, aan andre landen weêr ten voorbeeld sta? opdat ons volk begrijp' zijn eigen waarde en niet in slavernij en vrees verga. Opdat de tijd, wanneer de Vlaamsche zonen de vrijheid minden, 't vaderland ter eer, opdat die schoone tijd nu wederkeer', wanneer men 't volksrecht vorst en kerk dorst toonen. Vorige Volgende