Nieuwe liedekens (onder pseudoniem G. Hendrikssone)(1861)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Eene Moeder. Wanneer de trom ten krijge sloeg, de horen blies: voor 't vaderland! Dan stond op eenen morgen vroeg jonge Edward aan zijn moeders hand. Ze zei: ‘nu jongen, nog een zoen, nog een vaarwel... och! heb geen' rouw. Bevecht den vijand stout en koen, vooruit, vooruit naar Waterloo!’ Hij prangt zich aan zijn moeders hert; nog klonk een kus zoo zoet zoo teêr.. Weêr sloeg de trommel in de vert', dan nam hij ransel en geweèr, En liep ten strijd, terwijl een traan beparelt zijne bleeke wang, Maar daavrend schalt het luid: ‘val aan!’ bij hurrahroep en degenklank. [pagina 18] [p. 18] Daar vecht hij moedig als een held, de vijand wykt, het land is vrij; doch Edward valt op 't bloedig veld, en stervend spreekt hij kloek en blij: ‘Gezellen, brengt mijn laatste groet tot mijne moeder, en zegt haar: de grond dronk wel uw' Edwards bloed, maar 't vaderland is uit gevaar.’ En vrede was 't. De moeder stond aan hare deur, en lang en hoog Weèrgalmde 't vreugdgeschal in 't rond; ze blikte met verlangend oog naar Edward. - Ach, hij is niet meer! Hij viel, doch troost u, arme vrouw... - ‘Hij viel, ‘snikt zij,’ en rust in eer? mijn troost is God en Waterloo.’ Vorige Volgende